46

dit verband te noemen en op het belang ervan te wijzen. Maar, hij noemt de waterdoop integendeel niet één keer. In plaats daarvan zegt hij tegen de gelovigen dat zij zouden rekenen dat zij dood zijn voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus Rom.6:11. De vage aanduiding van de waterdoop en de afhoudende houding van de apostel staan op één lijn met zijn vaste uitspraak dat hij God dankte, dat hij niemand -behalve enkelen- gedoopt had en dat het niet zijn opdracht was om te dopen, maar om evangelie te verkondigen 1Kor.1:14-17. Aan het kruis vindt alle vlees het definitieve einde. Al de zeeën van de wereld hebben onvoldoende water om de mensheid te reinigen en voor te bereiden op leven in en met Christus. Willen wij toch nog met vlees rekenen en het in water dopen opdat het aan de Heer toegewijd wordt? Dan betekent dat het ontkennen van het kruis van Christus, en in plaats daarvan tóch nog voor het vlees een plaats(je) willen inruimen. Toen de Heer door Johannes gedoopt was, sprak Hij van de andere, nog toekomstige doop. Die zou Hem bevrijden van binding die Hij in Zijn dienst op aarde ervoer Luk.12:50. Iedere doop was tot dan toe slechts schaduw. Er kan geen schaduw zijn zonder iets dat wezenlijk is, bijvoorbeeld een lichaam. De wassingen, het water van de Jordaan; zij konden de zonde niet van het vlees wegnemen. Want de zonde gaat door waterdoop niet weg; de gedoopten gaan door met zondigen. En de waterdoop kan zeker niet de kloof tussen God en mens overbruggen. 47

47 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication