18

De doop en het koninkrijk De doop staat steeds in verband met bekering (berouw) als die aan de zonen van Israël voltrokken werd. Het woord dat voor Petrus Hand.2:38 e.v. leidend was, kwam uit de wet10 Deut.30:1-5. Dat gedeelte vormt de sleutel tot wat Petrus op pinksteren sprak. Voordat Jahweh het volk in het beloofde land kan zegenen, moet het zich weer tot Hem wenden en Hem aanroepen. Om oprechtheid van hun omkeer te laten zien, moet het de juiste vrucht voortbrengen Matt.3:8; Luk.3:8. Niemand van hen zal zich kunnen verheugen in het aardse koninkrijk, wanneer men niet door de deur van bekering (berouw) binnengaat Matt.3:2; 4:17; Hand.2:38. Voor de natiën (buiten het volk) gaf God een andere deur: geloof Hand.14:27. De doop in water was een uiterlijk zegel van bekering (berouw) tijdens de bediening van Johannes Hand.13:24. De Heer doopte Zelf niet met of in water, maar liet dat aan Zijn discipelen over Joh.4:2. De vereniging van hen, die zo door Johannes gedoopt waren, en hun afzondering van de andere Joden, werd duidelijk toen een kwestie opspeelde. Tussen de discipelen van Johannes en de Joden ontstond onenigheid over de reiniging Joh.3:25. De discipelen van Johannes gingen naar Johannes toe. Zij hadden over Jezus gehoord, dat Hij (Zijn discipelen) doopte en dat allen tot Hem kwamen. Hoewel de discipelen van Johannes Joden waren, onderscheidden zij zich nu van de overigen. Johannes zei duidelijk dat hij door Hem gezonden werd Joh.3:28. Jezus moest groeien, Johannes moest minder worden Joh.3:30. Deze gebeurtenis 10 Wet: Thora (Hebreeuws), Onderwijzing, Genesis-Deuteronomium. 19

19 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication