31

De Samaritanen echter, hadden niet datzelfde aandeel aan deze Messias. Als zodanig hoorde Hij alleen bij het volk van priesters. Alleen Israël kon in Zijn zalving delen. Voor de Samaritanen was Hij alleen Heer en Meester Luk.17:13. Toen Hij op aarde verbleef, was Hij als de Mens Jezus in hun midden gekomen. Tot zekere tijd werden zij gedoopt in de naam van de Heer Jezus Hand.8:16. De proselieten uit de natiën werden - zoals het voorbeeld Cornelius ons leert - tot volle gemeenschap met Israël toegelaten. Zij ontvingen de geest alvorens zij in water gedoopt werden. De Heer kon op grond van de ontmoeting met de hoofdman in Kapernaüm zeggen: Amen, Ik zeg jullie: bij níemand in Israël heb Ik zoveel geloof gevonden Matt.8:10. Terwijl de doop deze drie groepen verenigde, behielden zij toch hun bijzondere kenmerken. Zoals de voorhof bij de tempel één geheel was én in diverse afdelingen verdeeld, vormden Joden, Samaritanen en proselieten een eenheid, terwijl zij hun bijzonderheden vasthielden. De doop door Paulus Wanneer wij de (water)doop door Paulus bekijken, zien wij een verandering. Hij hanteert wel dezelfde namen en titels als Petrus bij de doop van Israëlieten, maar de volgorde is andersom. Petrus zei Jezus Christus. Paulus zegt Christus Gal.3:27 of Christus Jezus Rom.6:3, en dat wijst op de Verhoogde. Het zwaartepunt ligt nu anders. De Jood liet zich dopen op de naam van de Messias, en bekende daarmee dat dit de gekruisigde Jezus was. 32

32 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication