16

In dit relaas, dat je vindt in Job 1 en 2, komt heel duidelijk naar voren dat satan weliswaar macht heeft, maar alleen binnen de speelruimte die God hem geeft. Nadat Job allerlei leed is overkomen, zegt zijn vrouw tegen hem dat hij God vaarwel zou moeten zeggen. Jobs antwoord is veelzeggend: Job 2 10 Maar hij zei tegen haar: Je spreekt zoals één van de dwaze vrouwen spreekt. Zouden wij het goede wel van God ontvangen en zouden we het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet. Het is helder dat Job ervan uitging dat niet alleen het goede uit God is, maar dat we ook het kwaad van God ontvangen. Om dit te onderstrepen staat erachter dat Job niet zondigde toen hij deze woorden sprak. Ook de profeten getuigen van het feit dat het kwaad niet buiten God omgaat: Amos 3 6 Of wordt in een stad de bazuin geblazen zonder dat het volk beeft? Of komt er kwaad in de stad voor zonder dat JAHWEH dat doet? Klaagliederen 3 38 Komt niet uit de mond van de Allerhoogste voort het kwade en het goede? Jesaja 54 7 Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten, maar in grote barmhartigheid zal Ik u bijeenbrengen. 8 In een stortvloed van grote toorn heb Ik voor u Mijn aangezicht 19

17 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication