0

DE DUIVEL / SATAN DEGENE DIE ALLES DOOR ELKAAR WERPT Gerard Oudijn GEZONDE WOORDEN

Colofon Titel: Gezonde Woorden De duivel / satan, degene die alles door elkaar werpt © 2022 Gerard Oudijn, gezondewoorden.nl Alle rechten voorbehouden Eerste druk: juni 2022 Uitgever: Stichting Evangelie Om Niet, Papendrecht Samenstelling & vormgeving: Evangelie Om Niet, evangelieomniet.nl Foto cover © alphaspirit via Canva ISSN 2949-7337 NUR 707

INHOUD INLEIDING 9 1. De betekenis van ‘satan’ en ‘duivel’ 13 2. De oorsprong van satan 17 3. Waarom het kwaad? 21 4. De methoden van satan 27 5. Alle macht over de koninkrijken van de aarde? 33 6. De val van satan 37 7. De koning van Babel 39 8. De koning van Tyrus 49 9. Het einde van satan 57 BIJLAGE 1: De ‘christelijke’ mythe van de hel 61 BIJLAGE 2: Het evangelie lezen in het ‘licht’ van een eindeloze hellestraf? 67 NOTEN 71 7

De Bijbelteksten komen van Interlineair Scripture Analyzer (ISA) en Geschriften, tenzij anders vermeld. Bron: scripture4all.org en geschriften.nl. 8

INLEIDING De satan vinden we onder diverse benamingen in de Bijbel, zoals: de duivel, de oude slang, de verzoeker en dergelijke. Over de oorsprong van satan vinden we bijzonder weinig terug in de Schrift. Waarschijnlijk is dit dan ook de oorzaak dat er zoveel over verzonnen is. Een rondje zoeken op internet levert een veelheid aan beschrijvingen en afbeeldingen op van hoe satan eruit zou zien, hoe hij zou zijn ontstaan, wat hij denkt en wat zijn plannen zijn, enzovoorts. Lucifer Over het algemeen leert men dat satan oorspronkelijk een engel van God was met de naam Lucifer. Deze engel had, na God, de hoogste positie, maar op een zeker moment ‘steeg het hem naar de bol’ en wilde hij zich boven God verheffen. Hierop werd hij samen met zijn volgelingen, die zijn kant hadden gekozen (demonen), uit de hemel gezet … en dat is de morele val van deze engel, die vanaf dat moment ‘satan’, of ‘duivel’ werd. Sindsdien probeert deze tegenstander (satan is Hebreeuws voor tegenstander) zoveel mogelijk mensen van God af te houden, onder andere door ze te verleiden. Een groot deel van het christendom gelooft dat hij de scepter zwaait in ‘de hel’1, een plek van altijddurende foltering van de ongelovigen en een soort tegenhanger van de hemel. 9

Natuurlijk zijn er allerlei variaties op het verhaal, maar meestal komt het hier ongeveer op neer. Al deze dingen vindt men niet alleen in het christendom, maar ook in andere godsdiensten. En we vinden het niet alleen in religie en theologie, ook talloze films, games, en zelfs popsongs zijn geïnspireerd op deze zienswijze over satan en demonen. Mythen Wat we beschreven vinden in de Bijbel met betrekking tot satan is eenvoudig. De informatie is wellicht karig, maar niet onduidelijk. Het probleem ligt, denk ik, in het feit dat men wat er wél over satan staat geschreven, niet wil geloven. Daarom heeft men de toevlucht gezocht tot mythen, 2Tim.4:4 en men heeft deze mythen ingelezen in de Bijbel om een leerstelling, die een overlevering is van mensen, te rechtvaardigen. Een bijbelgedeelte dat over de ondergang van de koning van Babel gaat, Jes.14 leest men alsof het over satan zou gaan. En ook een andere passage, die handelt over de teloorgang van de koning van Tyrus, Ez.28 spreekt over satan, zo is dan het idee. Eén God! In het licht van de Schrift kunnen deze theorieën niet standhouden. In deze uitgave wil ik uiteenzetten wat de Schrift wél leert over satan en de gedeeltes bespreken waar men inlegt dat het over satan zou gaan. 10

Satan wordt in de Schrift ook wel “de god van deze aeon” genoemd, 2Kor.4:4 de god – met een kleine ‘g’ – van dit wereldtijdperk. Hoewel hij dingen plaatst en beschikt en daarom “god” (betekenis: plaatser/beschikker) genoemd wordt, zegt Paulus: 1 Korinthe 8 5 Want zelfs indien er zogenaamde goden zijn, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde – en er zijn vele goden en vele heren – 6 voor ons is er maar één God, de Vader, uit Wie alle dingen zijn en tot Wie wij zijn, en één Heer, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem. 7 Maar niet bij allen is deze kennis … Er kunnen er dus wel zijn die “goden” genoemd worden, zoals satan, maar als het gaat om Degene Die alles beschikt en ook de Beschikker is van die andere ‘goden’, dan is dat er Eén, namelijk God, de Vader. In absolute zin is er één God. Alle dingen Paulus zegt in 1 Korinthe 8:6 dat alle dingen uit God zijn. Alle dingen, alles dus! Dat betekent dat ook satan een schepsel van God is. Het is niet de enige plek waar Paulus dit verklaart: Romeinen 11 36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen (letterlijk: het al): Hem zij de heerlijkheid tot in de aeonen2! Net als in 1 Korinthe 8 zegt Paulus in dit tekstgedeelte, dat God niet alleen de oorsprong is van alles – alles is uit Hem – , maar dat 11

God ook de bestemming is van alles, alles is tot Hem. In 1 Korinthe 8:7 voegt hij eraan toe: “maar niet bij allen is deze kennis”. Dat lijkt me een understatement … God een zondaar? God is de Schepper van alles. Natuurlijk is Hij ook de Schepper van satan, dat kan eigenlijk niemand ontkennen. Ook al geloof je de mythe dat satan eerst een goede engel was, die zondigde en daardoor een gevallen engel werd, dan geloof je net zo goed dat God hem geschapen heeft. En God heeft hem dan ook nog eens zó gemaakt, dat satan kon zondigen. Welke visie je ook gelooft, is in de kern nog niet eens relevant. De vraag is: wist God toen Hij satan schiep wat Hij deed? Zo ja, dan heeft Hij het bewust gedaan en past het in Zijn plan. Zo nee, dan heeft God een ‘misser’ gemaakt. Als je dat laatste gelooft, heb je God naar beneden getrokken tot het niveau van de mens, een zondaar (letterlijk: een doelmisser). Er staat dus nogal wat op het spel. 12

1. De betekenis van ‘satan’ en ‘duivel’ Hoewel we de tegenstander onder diverse benamingen tegenkomen, zijn de twee meest gebruikte en meest bekende benamingen: ‘satan’ en ‘duivel’. Het is goed de betekenissen van deze begrippen eens te bezien in de grondtaal. Zowel ‘satan’ als ‘duivel’ zijn niet slechts benamingen, maar het zijn woorden met een betekenis, die ons meer vertellen over de aard van satan. Satan ‘Satan’ is een Hebreeuws woord en betekent tegenstander. Wanneer er in de Bijbel over ‘tegenstand’ of een ‘tegenstander’ gesproken wordt, gaat het niet altijd over de satan. In het Hebreeuws wordt, wanneer het over de satan gaat, het lidwoord ‘de’ ervoor vermeld, zodat we weten over wie het gaat. Een gedeelte waarin we beide gebruiken van het woord vinden, is: Zacharia 3 1 En Hij deed mij Jozua, de grote priester, zien, staande voor het aangezicht van de boodschapper van JAHWEH3, en de satan, staande aan zijn rechterzijde, om zijn tegenstander (Hebreeuws: satan) te zijn. 2 En JAHWEH zei tot de satan: JAHWEH zal jou berispen, satan … Het Hebreeuwse woord heeft de betekenis van tegenstander, tegenpartij. Zo wordt het dan ook vaak vertaald, zie bijvoorbeeld in: 13

1 Koningen 5 3 Ú weet dat mijn vader David geen huis kon bouwen voor de Naam van JAHWEH, zijn God, vanwege de oorlog die zij rondom tegen hem voerden, totdat JAHWEH hen onder zijn voetzolen bracht. 4 Maar JAHWEH, mijn God, heeft mij nu rust gegeven van rondom. Er is geen tegenstander (satan) en geen dreiging van kwaad. Psalm 38 21 Wie kwaad voor goed vergelden, zijn mijn tegenstanders (satan), omdat ik het goede najaag. Conclusie: satan is Gods tegenstander, Zijn tegenpartij. Duivel In het Grieks van het Nieuwe Testament, komen we naast het naar het Grieks overgezette satana, nog een bekende aanduiding voor hem tegen: de duivel. Het Griekse woord hiervoor is ‘diabolos’, wat opgebouwd is uit twee woorden: door(heen) + werpen/gooien. De diabolos is degene die de dingen door elkaar gooit. Hij zaait verwarring, mengt waarheid met leugen, zodat de waarheid nog maar een halve waarheid is en dus een hele leugen. Daarom wordt dit woord door sommigen ook wel vertaald met ‘verdachtmaker’. De slang Meteen in het begin van de bijbelse geschiedenis zien we de verwarring die de diabolos zaait in de praktijk. 14

Daar wordt hij “de slang” genoemd, maar hij is dezelfde als de duivel, de satan, zie Openbaring 20:2. Wanneer Eva tegen de slang zegt wat God heeft gesproken over de boom van kennis van goed en kwaad, en dat ze daar niet van zouden eten omdat ze anders sterven, zegt hij: Genesis 3 4 … Jullie zullen niet sterven. 5 Maar God weet dat, op de dag dat jullie daarvan eten, jullie ogen geopend zullen worden en jullie als God zullen zijn, goed en kwaad kennend. Gods woord wordt verdacht gemaakt, verdraaid. God heeft wel gezegd, maar … en dan volgt er een verdraaiing. Satan liegt en is de bedenker van de leugen. Jezus zei tegen de Farizeeën: Johannes 8 44 Jullie zijn uit de duivel als vader, en jullie willen de begeerten van jullie vader doen. Hij was een mensenmoordenaar vanaf het begin. En hij staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit de eigen dingen, want hij is een leugenaar, en de vader ervan. Vanaf het begin De duivel is de vader, de bedenker van de leugen. Waarheid brengt eenheid tot stand en de leugen verdeeldheid. Gods woord is de waarheid en brengt leven tot stand, Joh.6:63,17:17 de zonde baart dood. Jak.1:15 Van de duivel wordt hier dan ook gezegd dat hij een mensenmoordenaar is vanaf het begin, vanaf zijn oorsprong. 15

Dat is een argument dat hij niet eerst een engel was die perfect was geschapen en later zondigde. Staat niet in de waarheid In Johannes 8:44 zegt de Statenvertaling: “en is in de waarheid niet staande gebleven” in plaats van “en hij staat niet in de waarheid”. Daarmee de suggestie wekkend dat hij eerst wél in de waarheid stond. De grondtekst laat zien dat de duivel niet in de waarheid staat en dat hij dat ook nooit stond. Wanneer satan de leugen spreekt, doet hij dit vanuit ‘de eigen dingen’. Letterlijk staat hier: vanuit het eigen. De NBG51 heeft dit vertaald met: “naar zijn aard” en dat is ook het idee. Als satan liegt, komt dat uit zichzelf, uit hoe hij zelf is. Zo is hij vanaf het begin, vanaf het moment dat hij geschapen is. 16

2. De oorsprong van satan In het vorige hoofdstuk heb ik al kort iets aangegeven over de oorsprong van satan. In vergelijking met andere onderwerpen is de Schrift wellicht summier in de beschrijving hiervan. Toch vinden we door heel de Bijbel genoeg informatie en aanwijzingen. Natuurlijk is het onderwerp van de Schrift Christus en niet satan. Dat zal ongetwijfeld de reden zijn dat we het met zo weinig informatie moeten doen. Toch gaat Paulus ervan uit dat satans gedachten ons niet onbekend zijn, 2Kor.2:11 maar daarvoor hoef je niet veel over hem te weten. In Johannes 8:44 lazen we dat hij een mensenmoordenaar is vanaf het begin en dat hij niet in de waarheid staat. De satan is de vader van de leugen, dat wil zeggen: hij brengt de leugen voort en is er de oorsprong van. Ook in zijn eerste brief zegt Johannes iets soortgelijks over de oorsprong van satan: 1 Johannes 3 8 … maar degene, die de zonde doet, die is uit de duivel, want de duivel zondigt vanaf het begin. Het kwaad De duivel zondigt vanaf het begin. Het is dus niet waar dat hij eerst een goed geschapen engel is geweest, die ‘in zonde is gevallen’. Hij is vanaf het begin een duivel, een doorheen-werper (diabolos) 17

en een tegenstander (satan). Hij is dat, omdat God hem zo gemaakt heeft. Er is één God en Hij is de oorsprong van alles: Jesaja 45 5 Ik ben JAHWEH en niemand anders, buiten Mij is er geen God. Ik zal u omgorden, hoewel u Mij niet kende, 6 opdat men zal weten, vanwaar de zon opkomt tot waar zij ondergaat, dat er buiten Mij niets is. Ik ben JAHWEH, en niemand anders. 7 Ik formeer het licht en schep de duisternis, Ik maak de vrede en schep het kwaad, Ik, JAHWEH, doe al deze dingen. Duidelijker kan het niet. Hier laat God bij monde van Jesaja aan een heidense koning Cores weten wie Hij is. Buiten Hem is er geen God en Hij doet alle dingen. Hij is ook de schepper van het kwaad. Kwaad is een abstracter begrip dan satan, want hij is de personificatie van het kwaad, maar het idee is hetzelfde. Satan en het kwaad hebben hun oorsprong in God. Het is niet de enige Schriftplaats waar deze dingen zo helder worden onderwezen. Job In het boek Job vinden we hoe satan tot God nadert. Hij zegt tegen God dat Job Hem alleen maar trouw is, omdat hij zoveel heeft en omdat God hem heeft beschermd. God geeft satan dan de ruimte om Job alles af te nemen en om, in tweede instantie, ook Job zelf aan te tasten, maar zijn leven mocht satan niet nemen. 18

In dit relaas, dat je vindt in Job 1 en 2, komt heel duidelijk naar voren dat satan weliswaar macht heeft, maar alleen binnen de speelruimte die God hem geeft. Nadat Job allerlei leed is overkomen, zegt zijn vrouw tegen hem dat hij God vaarwel zou moeten zeggen. Jobs antwoord is veelzeggend: Job 2 10 Maar hij zei tegen haar: Je spreekt zoals één van de dwaze vrouwen spreekt. Zouden wij het goede wel van God ontvangen en zouden we het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet. Het is helder dat Job ervan uitging dat niet alleen het goede uit God is, maar dat we ook het kwaad van God ontvangen. Om dit te onderstrepen staat erachter dat Job niet zondigde toen hij deze woorden sprak. Ook de profeten getuigen van het feit dat het kwaad niet buiten God omgaat: Amos 3 6 Of wordt in een stad de bazuin geblazen zonder dat het volk beeft? Of komt er kwaad in de stad voor zonder dat JAHWEH dat doet? Klaagliederen 3 38 Komt niet uit de mond van de Allerhoogste voort het kwade en het goede? Jesaja 54 7 Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten, maar in grote barmhartigheid zal Ik u bijeenbrengen. 8 In een stortvloed van grote toorn heb Ik voor u Mijn aangezicht 19

een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij over u ontfermen, zegt JAHWEH, uw Verlosser. Jesaja 54 16 Zie, Ík heb de smid geschapen, die het kolenvuur aanblaast en wapentuig vervaardigt, geschikt voor zijn doel; en Ík heb de verwoester geschapen om te gronde te richten. Alles God is de Schepper van satan en Hij is ook de Schepper van kwaad. Hij werkt alles naar de raad van Zijn wil. Ef.1:11 Satan en het kwaad vervullen een rol in Zijn plannen. God wist bij de creatie van satan dat dit veel ellende zou voortbrengen, maar het was noodzakelijk kwaad om Zijn doel te bereiken. Over de schepping van satan staat dan ook: Job 26 13 Door Zijn geest werd de hemel bekoorlijk, Zijn hand heeft barensweeën met de wegvluchtende slang. Genesis 3 1 De slang nu was de listigste onder alle dieren van het veld, die JAHWEH gemaakt had. Het deed God menselijkerwijs gesproken pijn, Kl.3:33 dat Hij de tegenstander voortbracht. Hij wist wat satan teweeg zou brengen, maar toch maakte Hij hem. Waarom? Daarover meer in het volgende hoofdstuk. 20

3. Waarom het kwaad? Er is één God. Geen waarheid die zo elementair is als deze. Het betekent dat God de Enige is Die in al Zijn handelen autonoom is. Hij is de Enige, Die vrij en onafhankelijk optreedt in Zijn beslissingen, besluiten, oordelen, enzovoorts. Niets of niemand kan Zijn plannen verijdelen en als Hij een doel heeft, werkt alles wat Hij maakt, beslist en regelt, mee aan die bestemming. De waarheid van de ene God vinden we dan ook heel de Schrift door: Deuteronomium 6 4 Hoor Israël! JAHWEH, onze God, JAHWEH is Eén. Hierover lees je bijvoorbeeld ook in Marcus 12:29 en 1 Timoteüs 2:5. Uit Hem Alles is uit God, Hij is de Schepper van alles. Hand.17:24; Rom.11:36 Alles wat God maakt, werkt Hij dan ook uit overeenkomstig de raad van Zijn wil. Jes.46:10; Ef.1:11 Alles, zelfs de goddeloze voor de dag van het kwaad. Spr.16:4 Van farao die tegen God inging, door Zijn volk niet te laten gaan, lezen we: 21

Romeinen 9 17 Want de Schrift zegt tegen de farao: Juist hiertoe heb Ik u verwekt: dat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en dat Mijn Naam verkondigd zou worden op de hele aarde. En van het volk van Egypte zegt de Schrift dat God hun hart veranderde, zodat zij Zijn volk haatten: Psalm 105 25 Hij veranderde hun hart, zodat zij Zijn volk haatten en Zijn dienaren listig behandelden. Waarom? De grote vraag is natuurlijk: waarom deed God dit? Waarom heeft God satan geschapen, waarom schiep Hij het kwaad? Waarom zette Hij de Egyptenaren op tegen Zijn volk, waarom maakte Hij farao tot tegenstander (= satan) van Zichzelf? Niet op al deze vragen geeft de Schrift een direct antwoord, maar op de vraag over farao wel. God heeft farao verwekt als tegenstander, opdat God in die ongehoorzame farao Zijn kracht zou bewijzen. God had een sterke tegenstander nodig, zodat Zijn kracht gedemonstreerd zou worden op de gehele aarde. God gebruikt tegenstellingen om iets duidelijk te maken, om zaken aan het licht te brengen. Er zijn talloze Schriftplaatsen die ons uitleg geven over hoe God van tegenstellingen, zoals iets negatiefs (kwaad), iets positiefs (goed) maakt. 22

Een aantal voorbeelden: • Om Zijn genade te betonen, gebruikt God de donkere achtergrond van de zonde (Romeinen 5:20). • Om Zijn ontferming te tonen, sluit Hij allen op in ongehoorzaamheid (Romeinen11:32). • Onze onrechtvaardigheid bevestigt Gods rechtvaardigheid (Romeinen 3:5). • Het lijden van de huidige tijd, weegt niet op tegen de heerlijkheid die aan ons onthuld zal worden (Romeinen 8:18). • God doet alle dingen (dus ook het kwade) meewerken ten goede voor hen, die God liefhebben (Romeinen 8:28). • Gods kracht wordt in zwakheid volbracht (2 Korinthe 12:9). Contrasten Al vanaf het begin van de Bijbel worden we gewezen op contrasten. God plaatste bij Adam en Eva in de hof een boom van kennis van goed en kwaad. Let op: geen boom van ‘kennis van goed’ en een boom van ‘kennis van kwaad’, maar één boom van kennis van goed én kwaad. Adam en Eva hadden het goed, maar hoe kun je weten wat ‘goed’ is, als je niet weet wat kwaad is? Goed en kwaad zijn relatieve begrippen en niet los verkrijgbaar. 23

Wij leren die dingen kennen door tegenstellingen. Opnieuw een aantal voorbeelden: • Goed en kwaad (Genesis 2:9) • Dood en leven (Deuteronomium 32:39) • Arm en rijk (1 Samuël 2:7) • Baren en sterven (Prediker 3:2) • Doden en genezen (Prediker 3:3) • Afbreken en bouwen (Prediker 3:4) • Huilen en lachen (Prediker 3:5) • Zoeken en verloren laten gaan (Prediker 3:6) • Haten en beminnen (Prediker 3:8) • Oorlog en vrede (Prediker 3:8) • Welzijn en kwaad (Jesaja 45:7) • Licht en duisternis (Jesaja 45:7) • Vlees en geest (Johannes 3:6) • Sterven en levend maken (1 Korinthe 15:22) • Vergankelijkheid en onvergankelijkheid (1 Korinthe 15:42) Het negatieve bestaat als de donkere achtergrond om het positieve te laten schitteren. 24

Of met de woorden van Jozef, die hij richt tot zijn broers, die hem verkocht hadden: Genesis 50 20 Jullie weliswaar, jullie hebben kwaad tegen mij bedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht … 25

4. De methoden van satan Satan is een tegenstander en een door-elkaar-werper, dat betekenen zijn namen. Waar richt hij zich op? Is dat, zoals men wel denkt, op vermaak en entertainment, zoals televisie, dansen en andere wereldse bezigheden? Of uiterlijke zaken, zoals kleding? Natuurlijk kan alles misbruikt worden, maar dat betekent niet dat al deze dingen in zichzelf verkeerd zijn. Methodieken We lezen van de duivel dat hij gebruik maakt van methodieken. Er zit een bepaalde systematiek in zijn aanpak, er is over nagedacht. Efeze 6 11 Trek de volle wapenrusting van God aan, om stand te kunnen houden tegen de methodieken van de duivel … Het vervolg van het gedeelte in Efeze 6 zegt, dat de strijd die wij hebben niet tegen vlees en bloed is, maar dat het een geestelijke strijd is. Op het eerste gezicht dient het zich weliswaar aan als een strijd tegen vlees en bloed, want het is via andere mensen dat satan ons aanvalt … maar de geestelijke strijd is niet tegen mensen, maar tegen wat erachter zit. Als we zien waar over gesproken wordt in Efeze 6, weten we ook waar de methodieken van de duivel tegen gericht zijn en waartegen wij weerstand zouden bieden: 27

14 Sta, dan, wanneer jullie de lendenen omgorden met de waarheid, en het borstharnas van de rechtvaardigheid aantrekken, 15 en de voeten schoeien met de gereedheid van het evangelie van de vrede, 16 terwijl jullie bij dit alles het schild van het geloof opnemen, waarmee jullie al de gloeiende pijlen van de boze zullen kunnen uitdoven. 17 En ontvang als helm de redding en als zwaard de geest, dat is het woord van God. Wij worden opgeroepen om te staan, standvastig te blijven, in de waarheid, rechtvaardigheid, redding en het evangelie, en daarin te geloven. De duivel wil deze dingen van ons afpakken of ze verdraaien en daarmee onze vrede wegnemen. Wij zouden staan in het woord van God en Zijn beloften. Daar richt satan zich dan ook op en wanneer hij door mensen werkt, is dat waar wij op aangevallen worden. Ook Paulus was hiermee bekend: 2 Korinthe 12 7 En opdat ik mij door het allesovertreffende van de openbaringen niet zou verheffen, is mij een doorn in het vlees gegeven, een boodschapper4 van satan, om mij met vuisten te slaan, opdat ik mij niet zou verheffen. Paulus had in zijn bediening last van iemand, die hij noemt: een boodschapper van satan. Blijkbaar was er iemand die hem erg dwars zat bij de verkondiging van het evangelie. Een hoofdstuk eerder zei hij: 28

2 Korinthe 11 3 Maar ik vrees dat, zoals de slang met zijn sluwheid Eva verleid heeft, zo misschien ook uw gedachten bedorven worden, weg van de eenvoud die in Christus is. 4 Want als er iemand komt die een andere Jezus predikt, die wij niet gepredikt hebben, of als u een andere geest ontvangt dan die u ontvangen hebt, of een ander evangelie, dat u niet aangenomen hebt, dan verdraagt u dat zeer goed. 2 Korinthe 11 13 Want zulke lieden zijn valse apostelen (letterlijk: pseudoapostelen), bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. 14 En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een boodschapper van het licht. 15 Het is dus niets bijzonders als ook zijn dienaars zich voordoen als dienaars van gerechtigheid. Satan doet zich voor als een boodschapper van het licht. Dat is precies het tegenovergestelde van wat men over het algemeen in het christendom gelooft. Daar gelooft men dat satan ‘een engel van het licht’ was en nu een satan, een tegenstander is geworden. In 2 Korinthe 12:14 staat het precies andersom. Wie zou dat nou verdraaid hebben en de dingen door elkaar gooien …? Valse boodschappers Paulus is messcherp. Hij had de Korintiërs het evangelie gebracht en nu werden zij verleid door andere predikers. 29

Die predikers waren zo sluw als de slang die Eva verleidde en daar vergelijkt hij ze dan ook mee. Zij zijn pseudo-apostelen en doen zich voor als apostelen van Christus. Paulus spreekt hier over de methodieken van satan en wijst de Korintiërs niet op ‘werelds vermaak’ of iets dergelijks, maar op predikers, theologen, die zich bezighouden met de Schrift en zich voordoen als dienaren van de gerechtigheid. Hij zegt hierbij dat dit niet zo vreemd is, omdat ook de satan zich voordoet als een boodschapper van het licht. Dat was immers ook wat de slang voorhield aan Eva: dat zij verlicht zou worden. Wanneer zij van de vrucht zou eten, zouden haar ogen geopend worden en zou zij worden als God. Gen.3:5 De verzoeking van Jezus Een ander voorbeeld waar we de aanpak van satan zien is bij Jezus, bij de verzoeking in de woestijn. In Matteüs 3 vinden we hoe de duivel driemaal Jezus probeert te verzoeken. Hij hanteert hierbij de Schrift, maar doet dat op een listige manier, door het uit de context te halen. Jezus antwoordde alle drie de keren met: “er staat geschreven …”. Satan bereikt het tegenovergestelde. Hij wilde kwaad doen, maar het goede kwam eruit voort en Jezus werd verheerlijkt: 30

Matteüs 4 11 Toen liet de duivel Hem gaan; en zie, boodschappers kwamen en dienden Hem. Eerder haalde ik al het voorbeeld van Job aan. Ook bij Job werd het kwade ten goede gekeerd. Job zei na al het lijden dat hem was overkomen: Job 42 5 Alleen door het horen met het oor had ik U gehoord, maar nu heeft mijn oog U gezien. Paulus had God gebeden dat deze ‘doorn in het vlees’ van hem zou worden weggenomen. Het antwoord van God was: “Mijn genade is voor jou genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht”. 2Kor.12:9 Paulus had hier iets van geleerd: 2 Korinthe 12 9 … Heel graag, dan, zal ik mij nog meer op mijn zwakheden beroemen, opdat de macht van Christus in mij woont. 10 Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, beledigingen, noden, vervolgingen, benauwdheden ten behoeve van Christus, want wanneer ik zwak ben, dán ben ik machtig. Kwaad wordt ten goede gekeerd Satans missie, Paulus aanvallen op zijn vertrouwen op God, was mislukt. Gods bedoeling was geslaagd. Zowel bij Jezus, Paulus en Job wordt het kwade ten goede gekeerd en ontvangt God de eer. 31

Satan is slechts een instrument dat God gebruikt in Zijn plannen. Wij worden verzocht en aangevallen door satan en ook voor ons geldt: alle dingen doet God meewerken ten goede. Rom.8:28 Juist door die aanvallen leren wij te zien op God. Zullen wij, wanneer wij voor Hem verschijnen maar ook nu, satan de eer geven voor die levenslessen, of God, Die alles beschikt en bestuurt? Rom.11:36 32

5. Alle macht over de koninkrijken van de aarde? Veel christenen geloven dat satan alle macht heeft over de koninkrijken van de aarde. Ze baseren dat op het gedeelte van de verzoeking in de woestijn, waar Jezus door de duivel verzocht wordt. Driemaal probeert de duivel Jezus te verleiden en gebruikt hiervoor zelfs het woord van God door een Schriftplaats buiten de context te citeren. Bij de derde keer lezen we: Matteüs 4 8 Opnieuw nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg, en hij liet Hem al de koninkrijken van de wereld zien, met hun heerlijkheid, 9 en zei tegen Hem: Dit alles zal ik U geven, als U knielt en mij aanbidt. 10 Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen. [HSV] Alle macht? Is er hier sprake van dat Jezus stilzwijgend erkent dat satan alle koninkrijken van de wereld in zijn bezit heeft en ze kan geven aan wie hij wil? Nee, mijns inziens niet. Satan is weliswaar “de god van deze aeon”, zoals eerder aan de orde kwam, maar heeft deze positie omdat die hem is gegeven. Hij heeft niet de absolute macht over deze wereld, maar beweegt 33

zich slechts binnen de marges die hem gegeven zijn. Hij oefent in deze aeon zijn invloed uit door de mensheid te verblinden door leugens en misleiding, maar dat is iets anders dan het hebben van alle macht over de koninkrijken van de wereld. Het is dan ook Jezus zelf, die zegt Wie alle macht is gegeven: Mattheus 28 18 … Mij werd gegeven alle macht in hemel en op aarde. Macht Satan heeft macht ontvangen, want hij is de overste van de macht (Grieks: exousia = volmacht, autoriteit) van de lucht, Ef.2:2 maar het is slechts binnen de grenzen die hem zijn gegeven. Beperkt in omvang en beperkt in tijd. Hij zal die positie weer moeten afstaan. Ook op andere plaatsen wordt er over de macht van satan gesproken (Handelingen 26:18, Kolossenzen 1:13, Efeze 6:13). In al deze Schriftplaatsen wordt het woord ‘exousia’ gebruikt. Het gaat niet om absolute macht, maar om een bepaald mandaat, de bevoegdheid om op te treden. Deze exousias zijn in Hem geschapen, Kol.1:16 en onderworpen aan de Schepper. Zoals ook onze aardse overheden dit zijn. Rom.13:1 Leugen Wanneer satan claimt dat hij de macht heeft over de koninkrijken van de aarde, is dat een leugen. Maar dat hoeft ons niet te verwonderen, want hij is immers de vader van de leugen. 34

Hoe triest is het dan dat juist veel christenen hem de macht toedichten op basis van het gedeelte uit Matteüs 4? Satan laat zich dat graag aanmeten, maar in de Schrift vinden we dit niet bevestigd. “Ga weg, satan” Wanneer de duivel aan Jezus voorhoudt dat hij Hem alle koninkrijken van de wereld zal geven, als Hij voor hem knielt en hem aanbidt, erkent de Heer die claim niet. Hij gaat gewoon het gesprek niet aan met satan. Hij stuurt hem weg en wijst satan op de Schrift, waar staat: “De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen”. [HSV] Alles onder Zijn voeten gesteld Christus is nu verborgen in de hemel, maar alles is al onder Zijn voeten gesteld. Nu zien wij dit echter niet, maar wij geloven het wel, omdat de Schrift het ons zegt. Hebr.2:8 In de toekomst zal Hij in het openbaar Zijn troon en macht opeisen. Ps.2:8 35

6. De val van satan We hebben gezien dat satan vanaf de oorsprong zondigt en hij door God geschapen is als tegenstander, want alles heeft zijn oorsprong in God. Toch vinden we een uitspraak van Jezus waarin Hij zegt dat Hij de satan als een bliksemflits uit de hemel zag vallen. We vinden dit in: Lukas 10 18 En Hij zei tegen hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen. [HSV] Verborgen Waar spreekt de Here Jezus over? Het kan niet over een gebeurtenis gaan die in het verleden had plaatsgevonden, want in Job lezen we tot twee keer toe dat satan nadert tot JAHWEH en dan is hij nog in de hemel (1:6, 2:1). Jezus spreekt hier over een, ook nu nog, toekomstige gebeurtenis. Hoewel satan de god van deze aeon is, werkt hij in het verborgene, 2Tes.2:7 en is hij nog niet op aarde geworpen. Dit zal in de toekomst gaan gebeuren. We vinden dit beschreven in: Openbaring 12 7 En er kwam oorlog in de hemel; Michaël en zijn boodschappers voeren oorlog tegen de draak, en de draak voert oorlog, en zijn boodschappers, 8 maar zij zijn niet sterk genoeg voor hem, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden, 9 en de grote draak werd uitgeworpen, de slang van de begintijd, 37

die duivel en satan genoemd wordt, die de gehele wereld doet dwalen; hij werd op de aarde geworpen, en zijn boodschappers werden met hem uitgeworpen. Openbaring 12 12 … Wee het land en de zee, want de duivel daalde met grote woede tot jullie neer, omdat hij weet, dat hij een korte tijd heeft. Grote verdrukking Hier wordt beschreven hoe de satan op aarde geworpen wordt. De context wijst ons op het tijdstip waarop dit zal gebeuren. Het valt samen met de aanvang van de 1260 dagen, Op.12:6 van de grote verdrukking. Die verdrukking zal zo hevig zijn als dat er nooit eerder geweest is vanaf het begin van de wereld en ook niet meer zijn zal. Mat.24:21 Natuurlijk speelt satan hier een grote rol in. Dat is dan ook de tijd waarin de woorden van Petrus hun uiteindelijke vervulling zullen krijgen: 1 Petrus 5 8 Wees nuchter! Waak! Want jullie tegenpartij, de duivel gaat rond als een brullende leeuw, die zoekt, wie hij kan verslinden. 38

7. De koning van Babel De algemeen aanvaarde lering in het christendom is dat satan een gevallen engel is. Ooit was hij een engel met de naam Lucifer en door hoogmoed kwam hij in opstand tegen God, zijn Schepper. Deze hoogmoed leidde zijn val in en voortaan was hij de duivel, of satan. Wie zoekt op internet kan veel informatie vinden over de theorie van satan als ‘gevallen engel’. Zoek op woorden als Lucifer, duivel of satan, in bijvoorbeeld een internet encyclopedie als Wikipedia, en je kunt er van alles over lezen. Maar de Schrift zwijgt erover. Het is mythologie, voortgekomen uit de geest van mensen of van andere machten, maar niet uit God. Kaartenhuis Omdat men toch ‘bijbelse onderbouwing’ nodig had, heeft men de toevlucht genomen tot twee Schriftgedeelten, waarvan men zegt dat deze spreken over de val van satan. Maar bij een nauwkeurige lezing blijkt het ‘kunstige bouwwerk van redeneringen’ al snel als een kaartenhuis in elkaar te zakken. Eén van die twee gedeelten is Jesaja 14 en dan met name vers 12. Belangrijk is om te kijken naar de context van dit hoofdstuk. Jesaja 14 is onderdeel van een lang gedeelte dat de hoofdstukken 13-27 beslaat. In deze hoofdstukken worden de toekomstige oordelen over de volkeren beschreven. 39

In de meeste Bijbels staan er kopjes boven de hoofstukken welk oordeel over wélk volk in dat hoofdstuk beschreven wordt: Jesaja 13: de ondergang van Babel Jesaja 14:1-23: bevrijding van Israël (bevrijd van Babel) Jesaja 14:24-27: profetie tegen de Assyriërs Jesaja 14:28-32: profetie tegen de Filistijnen Jesaja 15-16: ondergang van Moab Jesaja 17: profetie tegen Damascus en Efraïm Jesaja 18: profetie over Morenland Jesaja 19: profetie over Egypte Enzovoorts … Toekomst Dit zijn allen profetieën die in de toekomst vervuld zullen worden. Eerst brengt God Zijn volk Israël in het oordeel, want het oordeel begint bij het huis van God. 1Pet.4:17 Na deze periode van benauwdheid voor Israël – die, zoals eerder werd beschreven “de grote verdrukking” wordt genoemd –, zullen de volkeren gericht worden in de dag van toorn, Op.6:17 (ook genoemd: “de dag van JAHWEH”, Statenvertaling: de dag des HEEREN). Zo wordt deze periode tevens genoemd in Jesaja 13:9. De oordelen in ‘de dag des HEEREN’ worden in de hoofdstukken in Jesaja beschreven. Het is ook het onderwerp in het boek Openbaring. Johannes wordt meteen aan het begin van het boek geplaatst ‘in de dag des HEEREN’. Op.1:10 In het boek Openbaring worden deze oordelen dan ook uitgebreid beschreven. 40

Is het niet vreemd dat één uitspraak, of één gedeelte uit deze passage van maar liefst 15 hoofdstukken uit Jesaja die over de toekomst handelen, eruit wordt genomen en toegepast wordt op het verleden, op een veronderstelde val van satan? Jesaja 13 6 Jammert, want de dag van JAHWEH is nabij; als een verwoesting van de Almachtige komt hij. Jesaja 13 9 Zie, de dag van JAHWEH komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn … 10 Ja, de sterren aan de hemel en hun sterrenbeelden zullen hun licht niet laten schijnen, de zon zal verduisterd worden wanneer zij opkomt, en de maan zal haar licht niet laten schijnen en de aarde zal lostrillen van haar plaats om de verbolgenheid van JAHWEH van de legermachten, en om de dag van Zijn brandende toorn. Context De context waarin Jesaja 14 staat, is duidelijk: het gaat over de dag van JAHWEH, de dag van Zijn toorn, waarin Hij de volken zal richten. Ook de tijdsbepaling in vers 10 is hierin een belangrijke aanwijzing. Het moment waarop zon, maan en sterren verduisterd worden, vinden we talloze keren in de profetieën. Het is de aanduiding voor het begin van de dag van JAHWEH (onder andere Joël 2:10,32 en Openbaring 6:12-13). Dit vindt plaats ná de grote verdrukking, zegt Matteüs 24:29. 41

Voor Israël is het oordeel voorbij, voor de volkeren begint dan de dag van toorn. Mens van de wetteloosheid In de koning van Babel herkennen we een figuur die we ook tegenkomen in Openbaring 13:1-8. Daar wordt hij “het beest uit de zee” (de ‘zee’ staat voor de volkeren) genoemd. Ook Paulus spreekt van deze figuur als hij in 2 Tessalonicenzen 2:3 spreekt over “de mens van de wetteloosheid”. Deze mens van de wetteloosheid – in Jesaja 14:16 gaat het eveneens over een mens –, zal zich in de tempel van God zetten, om te demonstreren dat hij God is (:4). Ook van de koning van Babel wordt in Jesaja beschreven hoe hij in zijn hart zegt dat hij zichzelf gelijk zal stellen aan de Allerhoogste. Jes.14:14 Laten we, in aansluiting op Jesaja 13, ook de eerste verzen van Jesaja 14 lezen: Jesaja 14 1 Want de HEERE zal Zich over Jakob ontfermen en Hij zal Israël nog verkiezen. Hij zal hen neerzetten op hun eigen grond. De vreemdeling zal zich bij hen aansluiten en zich bij het huis van Jakob voegen. 2 De volken zullen hen nemen en naar hun woonplaats brengen. Het huis van Israël zal hen in erfelijk bezitnemen als slaven en slavinnen in het land van de HEERE. Zo zullen zij gevangenhouden wie hen gevangenhielden en heersen over hun onderdrukkers. 3 En het zal geschieden op de dag waarop de HEERE u rust zal 42

geven van uw smart, uw onrust en de harde slavenarbeid die men u heeft doen verrichten … [HSV] Hier wordt gesproken over het huis van Jakob, namelijk Israël, dat de rust zal ingaan. Na tijden van verdrukking en onderdrukking zal God via Israël, met aan het hoofd haar Messias, het koninkrijk gaan vestigen over de hele aarde. 4 … dat u dit spotlied zult aanheffen op de koning van Babel, en u zult zeggen: Hoe houdt de onderdrukker op; opgehouden is de onderdrukking! Mashal Wat nu volgt is een spotlied (letterlijk: spreuk) over de koning van Babel. Deze koning die aan het hoofd staat van een laatste machtig wereldrijk, was dé onderdrukker van Israël en die onderdrukking is nu beëindigd. In deze spreuk (Hebreeuws: mashal) wordt zijn ondergang beschreven en gehoond. Het is een breed begrip, waaronder gelijkenissen vallen, Ps.49:5 de spreuken van Salomo, Spr.1:1 het lied van Bileam, Num.23:7 enzovoorts. Over het algemeen vinden we in deze spreuken allerlei dichterlijke vormen: manieren om dingen treffend en sterk uit te drukken. Zo ook in dit spotlied. Jesaja 14 5 De HEERE heeft de stok van de goddelozen gebroken, de staf van de heersers, 6 die volken sloeg in verbolgenheid met slagen zonder ophouden, 43

die in toorn over de heidenvolken heerste met een vervolging zonder inhouding. 7 Nu komt heel de aarde tot rust en stilte. Men breekt uit in gejuich. 8 Zelfs de cipressen verblijden zich over u. De ceders van de Libanon zeggen: Sinds u daar geveld ligt, klimt niemand omhoog om ons om te hakken. [HSV] De setting is duidelijk: de koning van Babel is verslagen. Hij, die met grote macht over de natiën heeft geregeerd, is neergeveld. Ook in Openbaring 8:9 wordt dit uitgebreid beschreven. Ceders of cipressen zijn bomen die een uitbeelding zijn van volkeren. Spottend en in dichterlijke taal wordt beschreven hoe de machthebber die eerst bomen (volken) omhakte, nu zelf geveld is. Hier wordt gesproken over een koning die van zijn macht is beroofd. Hoe kan men dit gedeelte toepassen op ‘een val van satan’? Was satan na die vermeende val dan machteloos en tot niets meer in staat, zoals hier van deze koning van Babel wordt gezegd? Geveld Jesaja 14 9 Het rijk van de dood (NBG-vertaling: dodenrijk5) beneden raakte om u in beroering, om u tegemoet te gaan, wanneer u zou komen. Het schudt ter wille van u de gestorvenen wakker, al de leiders van de aarde. Het laat van hun tronen opstaan al de koningen van de volken. 10 Zij zullen allemaal het woord nemen en zeggen tegen u: Ook u 44

bent nu zo zwak geworden als wij, u bent aan ons gelijk geworden! 11 Uw trots ligt neergeworpen in het graf, met de klank van uw luiten. Onder u is een bed van maden gespreid, en wormen zijn uw deken. [HSV] De koning van Babel is neergeveld, zwak geworden en neergeworpen in het graf. Hij is dood en bedekt met wormen en maden. Hoe heeft men dit ooit kunnen toepassen op satan? Het werkelijke einde van satan vinden we beschreven in Openbaring 20:10, daar wordt hij geworpen in de poel van vuur. Verderop in deze bookazine kom ik daar nog op terug. In de verzen 9-11 van Jesaja 14, vinden we maar liefst elf keer de aanduiding ‘u’ of ‘uw’. Ik heb ze in de tekst cursief weergegeven. Alle elf keren gaat het over de koning van Babel. Wanneer het in vers 12 weer over ‘u’ gaat, dan gaat het dus, geheel logischerwijs, eveneens over de koning van Babel. Jesaja 14 12 Hoe bent u uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! U ligt geveld op de aarde, overwinnaar over de heidenvolken! [HSV] Jammerlijke Sommige vertalingen hebben in Jesaja 14:12 in plaats van ‘morgenster’ ‘Lucifer’ staan, zoals bijvoorbeeld de Engelse King James vertaling. Hoe men daar aan komt is een complex verhaal over vertalingen. Kort gezegd: iemand heeft ooit in het Latijns dat woord ‘Lucifer’ 45

hier ingebracht en daar omheen is een hele theorie ontstaan. Het doet niet echt ter zake, in de Schrift kom je de naam ‘Lucifer’ voor satan domweg niet tegen. In veel vertalingen staat hier ‘morgenster’, maar ook dat is een onjuiste vertaling, het is geen correcte weergave van het woord dat daar in de grondtekst staat. In Jesaja 14:12 staat letterlijk: jammerlijke. Het woord vertaald wordt met ‘morgenster’ is het Hebreeuwse heylel en dit is afgeleid van yalal dat huilen of jammeren betekent. Het woord ‘yalal’ komt 31 keer voor in het Oude Testament, de Hebreeuwse Bijbel. Alle keren wordt het vertaald met jammeren of huilen, behalve in Jesaja 14:12, daar wordt het vertaald met ‘Lucifer’ of ‘morgenster’. In bijvoorbeeld Job 38:7 wordt wél gesproken over “morgensterren”, maar hier wordt een heel ander Hebreeuws woord gebruikt. In 2 Petrus 1:19 wordt gesproken over “de Morgenster” (letterlijk: Lichtbrenger) en daar verwijst het naar Christus. Is het niet juist satan die zich voordoet als een lichtbrenger – een engel (letterlijk: boodschapper) van het licht – en ons wil laten geloven dat hij dé Lichtbrenger is …? Gevallen Een betere vertaling van het vers zou zijn: “Hoe bent u uit de hemel gevallen, jammerlijke … (of: jammer jij!).” Deze koning van Babel zal heel wat te jammeren hebben. Hij had zichzelf de hoogste positie toebedeeld. Hij wilde ‘als God’ zijn, 2Tes.2:4 en zich verheffen boven God tot in de hemel. 46

Daar is hij dan ook, bij wijze van spreken (want het betreft hier een spotlied, een mashal = spreuk), uit gevallen. Beeldspraak die we vaker vinden in de Schrift (zie: Genesis 11:4: “de aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan” en Lucas 10:15: “En jij, Kapernaüm, zal jij soms tot de hemel verhoogd worden? Tot het dodenrijk [letterlijk ook wel: onwaarneembare] zal jij neerdalen.”). Deze koning die zich als God wilde laten aanbidden, deze overwinnaar van de volken die zichzelf wilde verheffen, lag nu geveld op de aarde. Jesaja 14 13 En ú zei in uw hart: Ik zal opstijgen naar de hemel; tot boven Gods sterren zal ik mijn troon verheffen, … 14 Ik zal opstijgen boven de wolkenhoogten, ik zal mij gelijkstellen met de Allerhoogste. [HSV] De koning van Babel wilde zich verheffen boven de sterren. Dit kunnen we uitleggen als boven de sterrenhemel, waar God zetelt. Het kan ook betekenen dat hij het volk Israël wilde overheersen. Het huis van Israël wordt in de Schrift gesymboliseerd door de sterren van de hemel. Gen.37:9-10; Op.12:1 Jesaja 14 15 Echter, u bent in het rijk van de dood neergestort, in het diepst van de kuil! 16 Wie u zien, kijken u aan en letten op u: Is dit nu die man die de aarde deed sidderen, die koninkrijken deed beven, 17 die van de wereld een woestijn maakte, haar steden met de grond gelijkmaakte, zijn gevangenen niet losliet om naar huis te gaan? [HSV] 47

In plaats van een god blijkt deze koning van Babel gewoon een sterveling te zijn. “Is dit nu die man?” Een man, een mens, wordt hij hier dan ook genoemd. Deze koning van Babel wordt weliswaar beïnvloed door satan, maar niets in dit gedeelte wijst erop dat hij satan zélf zou zijn. En we vinden al helemaal niets terug over een veronderstelde val van satan in het verleden, ook in het vervolg van Jesaja 14 niet. In het volgende hoofdstuk ga ik dieper in op een ander gedeelte dat veelal als kroongetuige wordt opgevoerd als de vermeende val van satan: Ezechiël 28. 48

8. De koning van Tyrus Naast Jesaja 14, de profetie over de koning van Babel, is er een ander hoofdstuk dat altijd genoemd wordt als één van de ‘bewijzen’ dat satan ‘een gevallen engel’ zou zijn: Ezechiël 28. Wat ik eerder schreef over Jesaja 14, geldt ook voor Ezechiël 28. Het is belangrijk om dit hoofdstuk in het verband te bezien. Oordeel Het opschrift dat de Statenvertalers boven het hoofdstuk hebben gezet is: “Profetie tegen de koning van Tyrus”. [SV977] Ezechiël 28 maakt deel uit van een aantal hoofdstukken (25-32) die handelen over oordelen over volken. De namen staan erbij, precies zoals in Jesaja 14 waar we dat ook zagen bij het hoofdstuk over de koning van Babel. De hoofdstukken 25-32 gaan over de oordelen over: • de Ammonieten (25:1-7) • de Moabieten (25:8-11) • de Edomieten (25:12-14) • de Filistijnen (25:15-17) • Tyrus (26:1-28:19) • Sidon (28:20-26) • Egypte (29-32) 49

Profetie Het betreft hier dus profetieën. En dat is belangrijk, want profetieën zijn voorzeggingen over de toekomst. Het woord ‘profetie’ betekent letterlijk: van tevoren zeggen. Het zou dan ook vreemd zijn als we in profetieën een verhandeling of, sterker nog, een uitleg vinden over iets uit het verleden, zoals men claimt als men zegt dat het hoofdstuk over ‘de val van satan’ zou gaan. Profetieën zeggen vooraf iets over wat later gaat plaatsvinden. Ook dit gedeelte uit Ezechiël is profetie (zie: 25:2, 28:21, 29:2 en 30:2). Klaaglied In de hoofdstukken die handelen over Tyrus, wordt maar liefst vier keer gezegd dat het een klaaglied is. In Jesaja 14 werd een spotlied of spreuk gegeven op de koning van Babel, hier betreft het een klaaglied over Tyrus en de vorst van Tyrus. We kunnen hier dan ook dichterlijke taal verwachten, wat soms wat gezwollen of hoogdravend overkomt. Het gedeelte gaat over verschillende volkeren en Ezechiël 28 gaat over de koning van een volk en over de stad Tyrus. Het gaat niet opeens in een paar verzen tussendoor (28:12-15) over een heel andere figuur dan de koning van Tyrus. Ik moedig iedereen aan om deze hoofdstukken eens aandachtig door te lezen. Als we niet vergiftigd zouden zijn met theologische denkbeelden, dan zouden we niet op het idee komen dat het hier over een ander gaat dan de koning van Tyrus. 50

Hoofdstuk 27, het hoofdstuk voor het befaamde Ezechiël 28, vangt zo aan: Ezechiël 27 1 Het woord van de HEERE kwam tot mij: 2 En u, mensenkind, hef een klaaglied aan over Tyrus, 3 en zeg tegen Tyrus, dat zetelt bij de toegangen naar de zee, dat met de volken handeldrijft in veel kustlanden: Zo zegt de Heere HEERE: Tyrus, ú hebt gezegd: Ik ben volmaakt in schoonheid. [HSV] Tyrus had zélf gezegd: “ik ben volmaakt in schoonheid”. Het zijn de woorden die een hoofdstuk verder worden aangehaald over de koning van Tyrus: Ezechiël 28 11 Het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend: 12 Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus en zeg tot hem: Zo zegt mijn Heer JAHWEH: U, zegel van volkomenheid, vol wijsheid en volmaakt van schoonheid … Zondeloos? Uit het bovenstaande wordt nogal makkelijk geconcludeerd dat het over satan zou gaan, die, voor hij satan werd, een ‘volmaakte engel’ zou zijn geweest, zondeloos. Dan zou altijd de vraag moeten zijn: hoe kan een zondeloos, volmaakt wezen dan in zonde vallen? Daarnaast zijn er nogal wat figuren in de Bijbel die ‘volmaakt’ of ‘onberispelijk’ worden genoemd, terwijl er moreel gezien toch wel wat op aan te merken valt. Noach (Genesis 6:9), Jakob (Genesis 25:27), Job (Job 1:1,8) en David (2 Samuël 22:24) waren volmaakt of onberispelijk, voor zover een mens dat kan zijn. 51

Ook voor offerdieren, die gaaf of volmaakt moesten zijn, wordt dit woord gebruikt (Leviticus 3:1,6,9). Het is dus veel te overhaast om hieruit te concluderen dat het niet over de koning van Tyrus kan gaan, maar over een ander wezen. God of mens? De koning van Tyrus wordt weliswaar als ‘volmaakt’ aangeduid, maar Ezechiël 28 spreekt over een mens. Dat wordt tweemaal met nadruk vermeld (:2 en 9). Er wordt ook bij vermeld dat het niet gaat over een god, maar een mens (:2), dus ook niet over satan die “de god van deze aeon” wordt genoemd (zie: inleiding). Schip In Ezechiël 27:4-11 wordt Tyrus vergeleken met een geweldig schip. Uitgebreid wordt beschreven met welke schitterende materialen dit schip gebouwd was. Tyrus was een stad, in eerste instantie gelegen op een eiland, 800 meter uit de kust, in de zee. Vandaar de overeenkomst met een schip. Het was een stad, welvarend in de handel, maar het zou ten onder gaan. Die ondergang wordt beschreven in deze hoofdstukken in het beeld van een schipbreuk. Ez.27:26-36 Het was Alexander de Grote die de stad belegerde en puin in de zee stortte, om een weg naar het eiland te creëren. Sindsdien is het een schiereiland. 52

Geschapen Ezechiël 28 13 … u was in Eden, de hof van God. Allerlei edelgesteente was uw sieraad: robijn, topaas en diamant, turkoois, onyx en jaspis, saffier, smaragd, beril en goud. Het werk van uw tamboerijnen en uw fluiten was bij u. Op de dag dat u geschapen werd, waren ze bereid. [HSV] De hof van Eden wordt in de Schrift vaker gebruikt als beeldspraak, Joël 2:3 maar hier is het ook letterlijk. De koning van Tyrus dreef handel in allerlei edelgesteente met de landstreek Eden en zal daar dan ook geweest zijn. Ez.27:22-23 In vers 13 lees je dat de koning van Tyrus geschapen is. Hierover wordt vaak gezegd dat het over satan zou gaan, omdat mensen geboren worden en geestelijke wezens geschapen zijn, zo is de redenering. Maar de Schrift zegt dat elk mens door God is geschapen, Ps.89:48 zelfs vijandige volkeren als de Ammonieten. Ez.21:30 Ook de koning van Tyrus is een schepsel van God. Cherub Ezechiël 28 14 U was een gezalfde, overdekkende cherub, Ik heb u aangesteld. U was op Gods heilige berg, u wandelde te midden van vurige stenen. Hier wordt de koning van Tyrus een ‘gezalfde, overdekkende cherub’ genoemd. Dit moet wel over satan gaan, zo concludeert men. Maar waar wordt satan in de Schrift dan een overdekkende 53

‘cherub’ genoemd? Nergens! Dus die redenatie is nergens op gebaseerd. Of het moet op Ezechiël 28:14 zijn, maar dan verklaar je een vers door het vers zelf en op die manier kun je alles ‘bewijzen’. Als we ervan uitgaan dat de cherub verband houdt met de hof van Eden en we lezen Genesis 3, dan zijn de cherubs degenen die de hof bewaken (Genesis 3:24) en dus nadrukkelijk niet de satan (de slang). Geestelijk Voor zover ik dat uit de Schrift versta, is een cherub geen engel of bestaand wezen, maar is het een uitbeelding van iets. Een cherub is in de Schrift een representatie van koningschap (2 Koningen 19:15) en heerlijkheid (Ezechiël 10:4). Cherubs komen dan ook voornamelijk voor in verschijningen of visioenen (Ezechiël 10) en in afbeeldingen (Exodus 25:18, 1 Koningen 6:29). Ik kan dan ook vanuit de Schrift geen andere conclusie trekken dat het aanspreken van de koning van Tyrus als cherub, beeldspraak is die wijst op zijn koningschap en de heerlijkheid die hij van God ontvangen had. Er staat dan ook in vers 14: “Ik heb u aangesteld”. Het is God, Die de heerschappij van de koninkrijken geeft aan wie Hij wil, Dan.4:17 ook aan deze koning van Tyrus. Heilige berg Gods heilige berg is een aanduiding van de berg Sion, in Jeruzalem (Daniël 9:16) en ook de plaats van de tempel. 54

Tyrus en de koning van Tyrus, toentertijd koning Hiram, hebben een grote rol gespeeld bij het helpen van de bouw van de tempel. Salomo, de bouwer van de tempel, sloot een verbond met deze koning van Tyrus. 1Kon.5:12 De koning van Tyrus was niet alleen een bondgenoot, maar ook een gelovige gezien zijn getuigenis in 1 Koningen 5:7: “Geloofd zij heden JAHWEH, Die David een wijze zoon gegeven heeft over dit grote volk”. De koning van Tyrus zal dan ook toegang hebben gehad tot de tempel en Gods heilige berg. Een toegang die de koning van Tyrus uit Ezechiël 28 wordt ontzegd (:16). Onberispelijk Ezechiël 28 15 Volmaakt was u in uw wegen, vanaf de dag dat u geschapen werd, totdat er ongerechtigheid in u gevonden werd. [HSV] De koning van Tyrus werd in vers 12 al “onberispelijk” genoemd en daar zag je al dat dit geen synoniem is voor ‘zondeloos’ en dat er vaker met betrekking tot mensen wordt gesteld dat ze ‘onberispelijk’ zijn. Ook het feit dat hij geschapen werd, is geen aanwijzing dat het over satan zou gaan, want alle mensen zijn schepselen van God, zagen we. Deze koning van Tyrus was volmaakt in zijn wegen, totdat er onrecht in hem gevonden werd en hij van zichzelf verklaarde dat hij God was. Ez.28:2 Zou hij eerst, net als zijn voorvader Hiram, de God van Israël gediend hebben en later hoogmoedig zijn geworden en zichzelf aan God hebben gelijkgesteld? 55

De dood van de koning van Tyrus Niets in deze uiteenzetting wijst erop dat het hier over een ander gaat dan de koning van Tyrus, laat staan over een geestelijk wezen als satan. Deze koning zou een verachtelijke dood sterven, de dood van onbesnedenen. Ez.28:10 Ook dat wekt overigens de indruk dat deze koning een Jodengenoot (proseliet) was en zelf besneden, anders zou een ‘dood van onbesnedenen’ niets betekenen en niet verachtelijk zijn. Maar deze koning van Tyrus zou sterven en worden verteerd, Ez.28:16 namelijk tot as worden. Ook zou hij niet meer zijn tot aan de aeon (:19), iets dat van satan natuurlijk onmogelijk gezegd kan worden, want hij is de god van deze aeon. Niets in dit hoofdstuk wijst er dan ook op dat het hier over satan zou gaan in plaats van over een mens, integendeel. De Schrift is duidelijk over de oorsprong van satan, zie: 1 Johannes 3:8, Job 26:13, Genesis 3:1, Jesaja 45:6-7; 54:16. Waarom zouden we onze toevlucht zoeken tot Schriftgedeelten die spreken over de koning van Tyrus en de koning van Babel en de letterlijke uitspraken die de Schrift doet over satan negeren? 56

9. Het einde van satan Enige tijd geleden las ik in oude edities van een bijbelmagazine een serie artikelen over satan. In deze artikelen werd de standaardleer, zoals verbreid is en verkondigd wordt in het christendom, naar voren gebracht. Dat bracht me op het idee om zelf eens voor het voetlicht te brengen hoe ik die dingen uit de Schrift versta. Dat heb ik gedaan en met deze uitgave wil ik het onderwerp afsluiten. Rest mij nog het einde van satan te bespreken. Laatste vermelding De laatste keer dat we de duivel vermeld vinden, is in: Openbaring 20 10 … en de duivel die hen doet dwalen, werd geworpen in het meer van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gekweld worden, tot in de aeonen van de aeonen6. Waar het meer van vuur voor mensen een tweede dood betekent (20:14), worden de wezens die hier genoemd worden in dit meer van vuur niet gedood, maar gekweld of gepijnigd. Het Griekse woord dat hier gebruikt wordt is ‘basanizo’ en dat houdt verband met een toetssteen. Overigens is het begrip ‘folteren’ ook van dit woord afgeleid. ‘Folteren’ is in onze taal, en hoe het toegepast wordt, een uiterst negatief begrip, maar het is in de basis bedoeld om de waarheid uit iemand los te krijgen. 57

Toegepast op satan: ook hij zal de waarheid erkennen dat Jezus Christus Heer is. Fil.2:10-11 Toetssteen Het gesteente basaniet, dat verband houdt met het Griekse basanizo, wordt gebruikt om edelmetalen te beproeven op hun echtheid en zuiverheid. Satan zal in de poel van vuur beproefd worden en over een toetssteen worden gehaald. Hoe lang? Zolang dat nodig is en het moment gekomen is dat hij gezuiverd is en niet meer vijandig staat tegenover zijn Schepper. Satan zal in de toekomst geen tegenstander meer zijn, zijn functie is tijdelijk. Zijn rol van tegenstander en door-elkaar-werper zal zijn uitgespeeld. Jezus zei dan ook al tegen hem, na de verzoekingen in de woestijn: Matteüs 4 10 Dán zegt Jezus tegen hem: Ga heen, satan! Want het is geschreven: de Heer, jouw God, zul jij aanbidden, en Hem alleen zul jij dienen. Voorzegging Jezus zei feitelijk tegen de satan: “jij zal de Heer, jouw God aanbidden en jij zal alleen Hem dienen”. Het staat in de toekomende tijd, als een voorzegging. Op dat moment stond satan dat niet aan, hij was Gods tegenstander en kon dat niet aanhoren en daarom vertrok hij. 58

Jezus boog zijn knieën niet voor satan, maar satan zal wél de knieën buigen voor Jezus: Filippenzen 2 10 … opdat in de naam van Jezus alle knie zich zou buigen van de hemelsen en van de aardsen en van de onder-aardsen, 11 en alle tong zou instemmen, dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God, de Vader. Elke knie Alle knie gaat buigen; van aardsen en van hemelsen, ook van geestelijke wezens zoals satan, die zich nu nog in de hemel bevinden. Op.12:8 Satan zal belijden dat Jezus Christus Heer is, tot eer van God, de Vader. In 1 Korinthe 15 wordt eveneens over dit moment gesproken. Daar wordt het moment geschetst wanneer alle machten zullen zijn onderschikt: 1 Korinthe 15 25 Want Hij moet heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft geplaatst. 1 Korinthe 15 28 En wanneer alles aan Hem onderschikt zal worden, dán zal ook de Zoon zèlf onderschikt worden aan Hem, Die alles aan Hem onderschikt, opdat God zal zijn: alles in allen. Veranderen In het heelal zal geen vijandig schepsel meer zijn. Let op, dat bewerkt God niet door Zijn vijanden te doden, want 59

ook de dood zal worden tenietgedaan en elk schepsel dat God gecreëerd heeft, zal leven. 1Kor.15:22,26; 2Tim.1:10 God doodt Zijn vijanden niet definitief, Hij verandert ze en maakt met al Zijn creaturen vrede door het bloed van het kruis: Kolossenzen 1 20 … en door Hem alles – hetzij wat op de aarde is, hetzij wat in de hemelen is – tot Hem te verzoenen, wanneer Hij door Hem vrede maakt door het bloed van zijn kruis. 60

BIJLAGE 1: De ‘christelijke’ mythe van de hel Regelmatig word ik geconfronteerd met teksten als: “Niemand heeft het begrip ‘hel’ vaker gebruikt dan Jezus”. Maar Jezus heeft het woord ‘hel’ nooit gebruikt, dat is voor iedereen makkelijk na te gaan. Overal waar Jezus in de vertalingen lijkt te spreken over de hel, staat in de grondtekst Gehenna. Dat is een Grieks woord en is een plaatsaanduiding. ‘Gehenna’ is het Griekse woord voor het Dal van Hinnom. Dit is een dal ten zuiden van Jeruzalem. Gehenna ‘Gehenna’ is een plaatsnaam en zou daarom niet vertaald moeten worden, plaatsnamen worden normaal gesproken niet vertaald. Hoe men aan het vertaalwoord ‘hel’ is gekomen, is raadselachtig en duister. Het is gebaseerd op theologische interpretatie en traditie en niet op vertaling. Gehenna vertalen met ‘hel’ is pure bedriegerij en het verdraaien van Gods woord. In de vier evangeliën komt het woord ‘Gehenna’ 11 keer voor. Namelijk in Matteüs 5:22, 29, 30; 10:28; 18:9; 23:15, 33. In Marcus 9:43, 45, 47 en Lucas 12:5. Daarnaast komt het woord nog voor in Jakobus 3:6. In de NBV-vertaling heeft men alle keren dat het woord voorkomt (op één keer na) het woord als plaatsnaam laten staan en weergegeven met ‘Gehenna’. Dat is correct. 61

Plaatsnamen dienen vertalers niet te vertalen. Plaatsnamen als: Jeruzalem, Hebron, Galilea, enzovoorts, worden in de Bijbel ook niet ‘vertaald’, maar ongewijzigd weergegeven. Ook andere plaatsaanduidingen, zoals: het dal van Achor (Jesaja 65:10) en de vlakte van de Jordaan (2 Kronieken 4:17) worden in de bijbelvertalingen weergegeven als plaatsnamen en zo hoort het ook. Profetie van Jesaja Als de Here Jezus zegt in Marcus 9: 43 En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel [= Gehenna], in dat onuitblusselijk vuur; 44 Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt. 45 En indien uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel [= Gehenna], in dat onuitblusselijk vuur; 46 Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt. 47 En indien uw oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar één oog hebbende, in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur [= vuur van Gehenna] geworpen te worden; 48 Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt. [SV1977] dan refereert Hij aan de woorden die we vinden in het slot van Jesaja. 62

Driemaal vinden we in dit gedeelte in Marcus 9 de frase: “Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt” (vers 44, 46, 48) en exact hetzelfde vinden we in: Jesaja 66 23 En het zal geschieden, dat van de ene nieuwe maan tot de andere, en van de ene sabbat tot de andere, alle vlees komen zal om te aanbidden voor Mijn aangezicht, zegt de HEERE. 24 En zij zullen uitgaan, en zij zullen de dode lichamen van de lieden zien, die tegen Mij overtreden hebben; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitgeblust worden, en zij zullen voor alle vlees een afgrijzing wezen. [SV1977] De duizend jaar In de duizend jaar, het Koninkrijk waarin Christus zal regeren op aarde, zullen de volkeren bij gelegenheid optrekken naar Jeruzalem “om voor mijn aangezicht te aanbidden”, zegt JAHWEH (:23). Deze reizigers zullen de dode lichamen zien (:24) van degenen die omgekomen zijn en die tegen JAHWEH overtreden hebben. Vergelijk Jesaja 66:16. Er zullen in dit dal, dat in het verleden eerder als vuilstortplaats heeft gediend waar afval verbrand werd, lijken liggen. Deze lijken blijven liggen en worden aangevreten door wormen en vuur. Dat is een huiveringwekkend en macaber schouwspel, maar valt in het niet bij een eindeloze foltering in de hel en heeft hier dan ook niets mee te maken. 63

Paulus zegt in 2 Timoteüs 4: 3 Want er komt een tijd, dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerten zich tal van leraars zullen bijeenhalen, 4 dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels [letterlijk: mythen] keren. [NBG51] Het evangelie ‘Hel’ is een ongezond woord, 2Tim.1:13 dat niet voorkomt in de Schrift. Het is een verzinsel, een mythe. God kent geen hopeloze gevallen en eindeloze straf en toorn. Ef. 4:2627 God houdt gericht om zaken recht te zetten, maar oordeel is nooit eindeloos en dus doelloos. God laat niet varen de werken van Zijn handen. Ps.138:8 Ook de dode lichamen die daar in het Dal van Hinnom zullen liggen, zullen levend gemaakt worden, want de Schrift leert: 1 Korinthe 15 22 Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. … 26 De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood. [SV1977] 2 Timoteüs 1 10 … Jezus Christus, die de dood tenietdoet, en leven en onvergankelijkheid aan het licht brengt door het evangelie. 64

Dát is het evangelie van de gelukkige, de blije God, 1Tim.1:11 [TELOS] Die alles tot een goed einde gaat brengen! Bron: Oudijn, G. (2015). De ‘christelijke’ mythe van de hel. Gezonde Woorden, http://gezondewoorden.nl/christendom/dechristelijke-mythe-van-de-hel/ 65

BIJLAGE 2: Het evangelie lezen in het ‘licht’ van een eindeloze hellestraf? Eerder bracht ik wat dingen naar voren over het Griekse woord ‘Gehenna’ dat in veel bijbelvertalingen wordt vertaald met hel. Dit is geen vertaling, maar klassieke theologie die men in de Bijbel projecteert, plaatsnamen dienen niet te worden vertaald. Alle mensen Aansluitend hierop werd mij voorgehouden dat er wél teksten in de Bijbel staan die gaan over allen en alle mensen die lijken te zeggen dat God daadwerkelijk allen op het oog heeft en de Redder is van alle mensen, máár dat we deze teksten anders zouden moeten verklaren. We zouden ze moeten verklaren in het licht van de leer van een eeuwige (in de zin van: altijddurende) hellestraf. “Redder van alle mensen”, wordt dan ‘Redder voor alle mensen’. “Allen gerechtvaardigd” wordt: ‘allen gerechtvaardigd op voorwaarde dat …’. “Elke knie zal buigen en elke tong zal belijden” is een gedwóngen buigen en belijden, enzovoorts. Men verzint eerst een theologisch concept van een ‘hel’ en een ‘eindeloze hellestraf ’ en vervolgens moeten wij de Schrift in dat ‘licht’ gaan lezen. De Schrift lezen in het licht van woorden van menselijke wijsheid (1 Korinthe 2:4) en mythen (2 Timoteüs 4:4) die haaks staan op de waarheid. Dat is niet alleen de omgekeerde wereld, maar ook volkomen dwaasheid! Het evangelie verdonkeremanen en terzijde schuiven … En vervolgens zeggen dat verzen – waarin klip en klaar vermeld 67

wordt dat de levende God de Redder is van alle mensen, de Redder is van de hele wereld en allen redt – in het ‘licht’ gelezen moeten worden van een eindeloze hellestraf …? Hoezo licht van een eindeloze hellestraf? Dat is dikke, dikke duisternis! Wie dat zegt, is op z’n zachtst gezegd betoverd (Galaten 3:1). Licht Het evangelie IS licht (2 Korinthe 4:4) en verlicht onze ogen en hart. Wij mogen in dat licht wandelen waardig het evangelie van Christus. Fil.1:27 Dat is: in overeenstemming met de waarde van het evangelie. Het evangelie is het goede bericht dat God alle mensen liefheeft en die liefde vergaat nooit (1 Korinthe 13:8) en overwint daarom ook alles! Wie God niet als dé God erkent, namelijk als de Plaatser en Beschikker van alle dingen, wordt ijdel en leeg in zijn redeneren, wordt onverstandig in het hart en het hart wordt verduisterd. Rom.1:21 Dan ga je theologiseren en de Bijbel lezen in het ‘licht’ van een eindeloze hellestraf en andere theologische misvattingen. Wie Hem wel als dé God erkent, wordt verlicht in het hart (Efeze 1:17-18) en ontvangt wijsheid en verstand (Kolossenzen 1:9). Schriftplaatsen Hieronder de teksten die naar voren werden gebracht waarin God in Zijn woord zou aangeven dat Hij ‘allen op het oog heeft, maar dat we dat zouden moeten lezen in het licht van een eindeloze hellestraf ’: 68

Johannes 3 17 Want God zond de Zoon niet in de wereld opdat Hij de wereld zou oordelen, maar dat de wereld door Hem gered zal worden. Johannes 4 42 … wij weten dat deze waarlijk de Redder van de wereld is. Johannes 12 47 … Want Ik kwam niet opdat Ik de wereld zou oordelen, maar opdat Ik de wereld zou redden. Romeinen 3 23 Want allen zondigden en hebben gebrek aan de heerlijkheid van God, 24 om niet gerechtvaardigd wordend in Zijn genade, door de verlossing die is in Christus Jezus. Romeinen 5 18 Zo dan, omdat het door één overtreding voor alle mensen kwam tot veroordeling, zo komt het door één rechtvaardige daad voor alle mensen tot rechtvaardiging van leven. Romeinen 11 32 Want God heeft hen allen onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich over hen allen te ontfermen. 1 Korinthe 15 22 Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Filippenzen 2 10 … opdat in de Naam van Jezus iedere knie zou buigen, van hemelingen en van aardsen en van onderaardsen, 11 en iedere tong zou belijden dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God, de Vader. 69

Kolossenzen 1 20 … en door Hem het al met Zich te verzoenen in Hem, vrede makend door het bloed van Zijn kruis, door Hem, hetzij dat op de aarde, hetzij dat in de hemelen. 1 Timoteüs 4 10 Want hierom zwoegen wij en worstelen wij dat wij vertrouwd hebben op de levende God, Die redder is van alle mensen, speciaal van gelovigen. Stuk voor stuk geweldige Schriftplaatsen die een mens blijdschap en hoop geven en die getuigen van een liefdevolle God, Die niet laat varen de werken van Zijn handen. Maar volgens de theologie en de kerkleer mogen wij niet geloven wat God Zelf verklaart in Zijn woord en moeten wij dit lezen in het licht van wat ‘wijze’ theologen en kerkleiders ons willen doen geloven. Tja … oordeelt u zelf maar wat de Schrift leert … Bron: Oudijn, G. (2015). Het evangelie lezen in het ‘licht’ van een eindeloze hellestraf? Gezonde Woorden, http://gezondewoorden.nl/christendom/hetevangelie-lezen-in-het-licht-van-een-eindeloze-hellestraf/ 70

NOTEN 1 Zie bijlage 1 (blz. 61) en 2 (blz. 67). 2 ‘Aeon’ (Grieks: aiōn) is een wereldtijdperk. Meer informatie over deze tijdperken kunt u vinden bij: http://gezondewoorden.nl/?s=aeonen 3 In vertalingen staat “HEERE” of “HEER” met allemaal hoofdletters. Dat staat voor de Naam ‘JAHWEH’, God, de “Ik ben Die Ik ben” en “Ik zal er zijn”. Jesaja 45:5 (letterlijk): “Ik ben JAHWEH en niemand anders, buiten Mij is er geen God.” Er staat ook “Heer” of “Heere” met één hoofdletter, dat staat voor Kurios. Het Griekse ‘Kurios’ heeft dezelfde betekenis als het Hebreeuwse ‘Adonai ’ en dan gaat het over de Heer: Hij die de Meester en Eigenaar is van alles en iedereen. 4 Het woord ‘engel’ is de Nederlandse vertaling voor het Griekse woord ‘aggelos’ [uitspraak: ‘angelos’]. Dit woord komt 187 keer voor in het Nieuwe Testament en het wordt 180 keer vertaald met ‘engel’ en 7 keer met ‘boodschapper’. ‘Engel’ is feitelijk geen vertaling, maar een klanknabootsing want ‘aggelos’ betekent ‘boodschapper’. 5 ‘Dodenrijk’ is een benaming uit de Griekse mythologie. Het woord ‘hades’ staat voor: de god van de onderwereld. Later werden de ‘godheid’ en de onderwereld beiden “hades” genoemd. 6 Voor meer informatie, zie: http://gezondewoorden.nl/videos2/de-aeonen-van-de-aeon/ 71

Gezonde Woorden Woorden van mensen, hoe vroom ze ook klinken, zijn woorden van menselijke wijsheid en krachteloos. 1Kor.2:4 Het Woord van God daarentegen is levend en krachtig en daarom roept de Schrift ons ook op om gezonde woorden te gebruiken. Heb.4:12; 2Tim.1:13 Zijn woorden vormen de gezonde leer die ons gezond maakt in het geloof. Tit.2:1-2 gezondewoorden.nl Bron: Oudijn, G. (2018). Satan/Duivel Gezonde Woorden, http://gezondewoorden.nl/category/satan-duivel/ In samenwerking met: Stichting Evangelie Om Niet Het Evangelie spreekt van de ene GOD, Die OM NIET alle mensen redt, verzoent, levend maakt en rechtvaardigt! Gratis online boeken lezen, delen en downloaden (publicaties ook als uitgave op papier verkrijgbaar) evangelieomniet.nl 73

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
Home


You need flash player to view this online publication