en een tegenstander (satan). Hij is dat, omdat God hem zo gemaakt heeft. Er is één God en Hij is de oorsprong van alles: Jesaja 45 5 Ik ben JAHWEH en niemand anders, buiten Mij is er geen God. Ik zal u omgorden, hoewel u Mij niet kende, 6 opdat men zal weten, vanwaar de zon opkomt tot waar zij ondergaat, dat er buiten Mij niets is. Ik ben JAHWEH, en niemand anders. 7 Ik formeer het licht en schep de duisternis, Ik maak de vrede en schep het kwaad, Ik, JAHWEH, doe al deze dingen. Duidelijker kan het niet. Hier laat God bij monde van Jesaja aan een heidense koning Cores weten wie Hij is. Buiten Hem is er geen God en Hij doet alle dingen. Hij is ook de schepper van het kwaad. Kwaad is een abstracter begrip dan satan, want hij is de personificatie van het kwaad, maar het idee is hetzelfde. Satan en het kwaad hebben hun oorsprong in God. Het is niet de enige Schriftplaats waar deze dingen zo helder worden onderwezen. Job In het boek Job vinden we hoe satan tot God nadert. Hij zegt tegen God dat Job Hem alleen maar trouw is, omdat hij zoveel heeft en omdat God hem heeft beschermd. God geeft satan dan de ruimte om Job alles af te nemen en om, in tweede instantie, ook Job zelf aan te tasten, maar zijn leven mocht satan niet nemen. 18
16 Online Touch Home