17

vergoten heeft, zullen gered worden vanaf Gods toorn, daarvan volkomen gescheiden. Dat is een feit waarop en waarmee wij mogen rekenen. Daarbij past het beeld van een vader die zijn kind ervan verzekert dat het niets zal overkomen, juist omdat het zijn geliefd kind is. 8 - VOORTEKENEN In Paulus’ dagen hadden de heiligen te Thessalonica om hun geloof van hun omgeving veel te lijden gekregen. Zeer waarschijnlijk zullen Joden en heidenen het hen zeer kwalijk genomen hebben dat zij Christus Jezus aanbaden en niet de Romeinse keizer en andere door mensen gecreëerde goden (idolen). Paulus had hen daarvoor al gewaarschuwd (1 Thessalonicenzen 1:6 en 2:2-4). Wij zien het ook in onze tijd in geheel de wereld gebeuren: discriminatie, verdrukking en vervolging van christenen, ongeacht welk evangelie zij aanhangen. De Heer had bij monde van Paulus aan de zwaar beproefde gelovigen te Thessalonica echter de verzekering gegeven dat zij niet Gods toorn zullen meemaken, wanneer die over de aarde komt. Deze zekerheid kregen zij niet om hun verdienstelijk geloof en leven, maar louter en alleen omdat Christus voor hen gestorven was en zij met de opgestane Heer, uit pure liefdevolle genade, het nieuwe leven in Hem mochten delen (1 Thessalonicenzen 5:9-11). De tekenen die onze Heer volgens Mattheüs 24:3-13 beschreef, toen Hij op de Olijfberg gezeten was, geven antwoord op de vraag van Zijn leerlingen wat het teken zal zijn van Zijn aanwezigheid (parousia, Strongnr. 3952)9 én van de afsluiting van de eon (sunteleia tou aiônos). Volgens Gods kalender gaat het om de afsluiting van de huidige derde eon. De discipelen hadden geen weet van de periode van het beheer van het geheimenis 9 De vindplaatsen van parousia (“langsbij-zijnde”) wijzen uit dat het uitsluitend betrekking heeft op iemands lijfelijke aanwezigheid en om al hetgeen die persoon vertegenwoordigt. Vertalingen zoals “komst, aankomst, toekomst” slaan de plank mis. 18

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication