0

DE GEMEENTE IN HAAR LAATSTE AARDSE DAGEN Alfred E. Dekker Stichting Da-ath

DE GEMEENTE IN HAAR LAATSTE AARDSE DAGEN Over de uitgeroepen gemeente vlak vóór de opname1 1 © Alfred E. Dekker, Rotterdam, juni 2015, herzien in december 2023. Aangehaalde Bijbelteksten zijn zoveel mogelijk volgens de concordante methode uit de grondtekst vertaald. 4

Colofon Titel: De gemeente in haar laatste aardse dagen © Alfred E. Dekker Januari 2024 Uitgave: Stichting Da-ath, da-ath.nl In samenwerking met: Stichting Evangelie Om Niet evangelieomniet.nl Foto’s cover © Geralt, Oleg Tronio’s via Canva ISSN 2772-8811 NUR 707 5

INHOUDSOPGAVE BLZ. 1 2 3 4 Voorwoord ............................................................... 7 Toorn ........................................................................ 7 Het beheer van het geheimenis ................................ 7-9 Geroepen of niet? ..................................................... 9-10 In genade gered ........................................................ 10-12 5 Wij zullen weggerukt worden .................................. 12-14 6 Waarvan worden wij weggerukt? ............................ 14-16 7 Gods Woord geeft zekerheid ................................... 16-18 8 9 Voortekenen ............................................................. 18-20 Lijden ....................................................................... 20-24 10 Troost ....................................................................... 24-25 11 De achterblijvenden ................................................. 25-26 12 Uitzien ...................................................................... 26

VOORWOORD Wie van ons het nieuws leest, ziet en hoort over alles wat er in de wereld gaande is, zal zich vast wel eens afvragen: hoelang nog? En wat staat ons allemaal te wachten, voordat alle leden van de uitgeroepen gemeente van aarde weggerukt worden? Wij zien de almaar toenemende chaos, rampspoed en misdadigheid in de wereld. Maar ook al zou het allemaal rozengeur en maneschijn zijn – wie zou niet voor altijd samen met onze Heer en Redder willen zijn? Wat hierna uiteengezet wordt, dient tot troost en tot bemoediging, vooral voor wankelmoedigen. Alles is gebaseerd op Gods Woord, want is dát niet het enige ware houvast dat wij hebben? 1 - TOORN Wanneer in 1 Thessalonicenzen 5:9 staat dat wij niet tot toorn gesteld zijn, is het belangrijk te weten wat “toorn” inhoudt. Dat woord is de vertaling van het Griekse woord orgê (Strongnr.3709) dat een van hevigste emoties uitdrukt die een mens en ook God kent. De context waarin dat woord gebruikt is, wijst uit dat bij God daarvoor geheel andere beweegredenen gelden dan bij mensen. Bij God welt toorn nooit spontaan en onvoorspelbaar op zoals meestal wel bij mensen. Toorn is bij de mens de vrucht van zonde (Galaten 5:20; Efeziërs 4:26 en 31; Colossenzen 3:8), maar zo niet bij God (Romeinen 1:18 en 12:19)! Want Gods toorn heeft alles te maken met de voortgang van Zijn voornemen van de eonen, zoals blijkt uit onder meer Romeinen 1:18 en 2:5 en 8, Colossenzen 3:6, 1 Thessalonicenzen 1:10. 2 - HET BEHEER VAN HET GEHEIMENIS In deze alarmerende tijd is het voor ons van het grootste belang te beseffen dat wij in een periode leven die gekenmerkt wordt door 7

“het beheer van het geheimenis dat vanaf eonen weggehouden was in God, Die alles schept, opdat nu door de uitgeroepen gemeente aan de soevereiniteiten en de volmachten te midden van de hemelingen de veelvuldige wijsheid van God bekendgemaakt wordt” (Efeziërs 3:9-10; zie ook Colossenzen 1:26). Op Gods kalender is dat de 9e periode van beheer ofwel oikonómia (Strongnr. 3622) (in het hiernavolgende schema met een pijl aangeduid). Fragment van “Gods kalender”, © Eben-Haëzer Rotterdam Het is de periode van het geheimenis waarin onbeperkt Gods liefdevolle genade heerst, zoals de apostel Paulus die aan ons mocht verkondigen in zijn brieven, in het bijzonder in de Efezebrief en ook in de brieven aan de Filippenzen en Colossenzen. Door het Woord van God dat hij ons mocht overbrengen, weten wij ook dat voor ons nu al een plaats te midden van de 8

hemelingen gereserveerd is (Efeziërs 2:6-7 en 3:10; Colossenzen 1:5). Die plaats zullen wij eerst na de opname van de gemeente daadwerkelijk innemen. 3 – GEROEPEN OF NIET? Menige lezer zal zich wel eens afgevraagd hebben of hij of zij “erbij hoort”: wie wel en wie niet? Die wankelmoedigheid wordt meestal gevoed door het besef in Gods ogen bitter weinig goed te hebben gedaan. Feitelijk is het te wijten aan onderschatting van Gods liefdevolle en onvoorwaardelijke genade. Wankelmoedigheid kan mede het gevolg zijn van nood en tegenspoed, maar vooral van slechte ervaringen in de omgang met mensen. Paulus geeft ons een belangrijke tip in zijn brief aan de Colossenzen, waar hij God, de Vader, dankt, omdat hij gehoord heeft van hun geloof in Christus Jezus en hun vasthouden aan wat zij in de hemelen mogen verwachten. Daaraan voegt hij toe dat zij daarover tevoren gehoord hebben in het woord van de waarheid van het evangelie dat hij hun verkondigd heeft. Het gaat hier om het horen (akouô, Strongnr. 191) van het evangelie dat Paulus als apostel van Christus Jezus2 verkondigd heeft. Alleen door horen breekt bij een door God geroepene het heerlijke licht door van Gods genade en erkent hij of zij dat in diepe dankbaarheid (Colossenzen 1:3-6). Laten wij vooropstellen dat alleen God weet wie allemaal lid zijn van de gemeente die het lichaam van Christus is. Hij alleen weet exact wie Hij in de loop van tweeduizend jaar verzegeld heeft met de geest van de belofte, die onze waarborg3 is van onze voorverwachting in Christus, en wie Hij als allerlaatste aan de gemeente toevoegt, voordat zij haar hemelse bediening zal ingaan. Want God is het Die ons in Christus uitgekozen heeft, nog 2 “Christus Jezus” is bij uitstek de aanduiding voor onze opgestane en verheerlijkte Heer Die nu aan Vaders rechter(zijde) gezeten is, wonend in ontoegankelijk licht (1 Timotheüs 6:16). 3 Arrabôn (Strongnr.728). Zie ook 2 Corinthiërs 1:22 en 5:5. 9

vóór de nederwerping van de wereld, opdat wij heiligen en smettelozen voor Zijn aangezicht zijn. Lees Efeziërs 1 maar! In de brieven van Paulus is geen spoor te vinden van iets dat riekt naar voorwaarden of eigen verdienste, want alles is Gods werk en genadegave! Maar hoe kunnen wij zélf weten dat God ons werkelijk uitgekozen en als lid aan de gemeente toegevoegd heeft? De apostel Paulus schrijft: “Want in genade zijn jullie geredden, door geloof, en dit niet uit jullie zelf: het is Gods naderingsgave” (Efeziërs 2:8). Wanneer wij dat horen - kan ook door aandachtig lezen zijn - en deze woorden tot ons laten doordringen, gaan wij beseffen hoe dicht God ons als de Vader naar Zich toe getrokken heeft. Dan kunnen wij Hem danken, met alles wat wij zijn, dat Hij ons reeds tevoren bestemd heeft tot het zoonschap door Christus Jezus voor Zichzelf, en ons begenadigd heeft in de Geliefde (Efeziërs 1:5)! De sleutel die God Zelf aan ons heeft aangereikt, is liefde! Het bewijs van Gods liefde voor ons is Christus Die voor ons aan het kruis gestorven is, terwijl wij nog zondaren, notoire doelmissers, waren. Gods liefde doet ons beseffen dat Hij ons gered én geroepen heeft met een heilige roeping, niet in overeenstemming met onze werken, maar in overeenstemming met Zijn eigen voornemen en genade, ons gegeven in Christus Jezus vóór eonische tijden (2 Timotheüs 1:9)! God, de Vader, ziet ons in Zijn liefde in Christus aan, als heilig - volkomen op God gericht, en smetteloos - ook al is ons blazoen bezaaid met zwarte vlekken, en onbeschuldigbaar - wat de Tegenwerker monddood maakt en wat voor ons een bron is van intense vreugde en dankbaarheid (Colossenzen 1:21-23, lees ook Efeziërs 1:4). Hem zij de heerlijkheid in de uitgeroepen gemeente en in Christus Jezus! 4 - IN GENADE GERED De leden van de uitgeroepen gemeente zijn in genade gered (Efeziërs 2:4-9). Het is God Die ons gered heeft en dat niet omdat 10

wij zo fatsoenlijk geleefd zouden hebben. Wie dat denkt, vergeet wat God in Psalm 14:3 over de zonen van de mens zegt: “géén die goed doet, waarlijk niet één!”. Paulus herinnert ons nog eens aan deze uitspraak in Romeinen 3:12. Het is dan ook op z’n zachtst uitgedrukt een illusie te menen dat er in Gods ogen “goede mensen” bestaan. Desondanks heeft Hij ons in Zijn liefdevolle genade gered bij wijze van naderingsgave.4 De Joden moesten zelf voor zo’n offergave zorgen om daarmee tot God in de Tempel te naderen, maar bij ons is het God Zelf die ervoor gezorgd heeft, om niet, in Zijn liefdevolle en overvloeiende genade. God kende ons al vóór eonische tijden, lang vóórdat de klok in Genesis 1:1 begon te tikken! Sinds wij Christus hebben leren kennen, kennen wij nu ook God als de Vader en hebben als zonen vrije toegang tot Hem. Daarom zullen wij nooit het voorwerp van Zijn toorn kunnen zijn, wanneer die in de dag van de Heer zal losbarsten. Maar zolang de gemeente die het lichaam van Christus is nog op aarde vertoeft en nog niet compleet is, weerhoudt zij Hem te toornen over alles waarmee de mensheid Hem geschoffeerd heeft. Zo staat het in 2 Thessalonicenzen 2:6-7. In het zesde vers van die tekst staat “wat weerhoudt” (to katechon) en in het zevende vers “hij die weerhoudt” (ho katechôn).5 Klaarblijkelijk is er dus een “het” en een “hij” die de toorn nog tegenhoudt. In vers 6 wordt het lichaam van Christus bedoeld, dat nu nog in opbouw is. Daartoe behoren allen die voorverwachting hebben in Christus. Christus is door God, de Vader, gegeven aan de uitgeroepen gemeente die Zijn lichaam is (Efeziërs 4:12, 1:12 en 22). De toorn, waarmee de periode van beheer van het geheimenis tot een einde komt, houdt God in totdat de uitgeroepen gemeente die het lichaam van Christus voltallig is. Alleen Hij weet wie daaraan en 4 Efeziërs 2:8 - dôron (Strongnr. 1435), Hebreeuws: qorban (Strongnr. 07133). 5 Het Griekse werkwoord katechô (Strongnr. 2722) betekent letterlijk “neer-hebben”. 11

wanneer nog toegevoegd zullen worden. Daarover behoeven wij ons absoluut niet druk te maken. 5 - WIJ ZULLEN WEGGERUKT WORDEN Aan ons, geroepen heiligen, is in een woord van de Heer beloofd dat wij – ooit overleden of nog in leven - vóór het uitbreken van Gods toorn van de aarde weggerukt zullen worden om de Heer in de lucht te ontmoeten (1 Thessalonicenzen 4:17). De Heer daalt wel van de hemel neer, maar zet Zijn voeten niet op de aarde. Dat is dus anders dan wat de mannen in witte kleding na Zijn hemelvaart aangekondigd hadden. Wolken onttrokken de Heer aan de ogen van Zijn apostelen toen Hij werd opgeheven naar de hemel om aan de rechter (zijde) van de Vader, plaats in te nemen, wonend in ontoegankelijk licht (Handelingen 1:9-11; 1 Timotheüs 6:16). Ook wij zullen op Zijn tijd van de aarde worden weggehaald, maar op andere wijze dan onze Heer. Wij allen zullen onwaarneembaar snel “weggerukt” worden (arpazô6, Strongnr. 726) en wij allen zullen “veranderd” worden, in een ondeelbaar [moment], in een oogwenk, in de laatste bazuin[stoot]! Want Hij zal de bazuin steken en de doden zullen opgewekt worden, als onbederfelijken, en wíj zullen veranderd worden. Want dit bederfelijke moet onbederfelijkheid aandoen en dit stervende onsterfelijkheid aandoen.” (1 Thessalonicenzen 4:17; 1 Corinthiërs 15:51-53).7 6 Niet harpazô, omdat in het majuskelschrift, waarin de Griekse grondtekst geschreven is, geen letterteken voor de h-klank bestaat. In het latere Griekse minuskelschrift is de h-klank slechts aangegeven door een spiritus asper, dat is een omgekeerde komma boven een klinker. 7 De grote Griekse handschriften laten geen misverstand bestaan over de juistheid van deze woorden. Die woorden worden echter misverstaan door de “geleerde” dwaalgeesten, wier denken vergiftigd is door het “mengevangelie” dat zij aanhangen, waardoor zij de opname van de gemeente verwarren met de wedekomst van de Heer. Bij de opname zet de Heer echter Zijn voeten niet op de Olijfberg, bij Zijn wederkomst wel. 12

Ook in ons geval is er sprake van wolken. Zij onttrekken hemelse zaken aan het oog van de mens. Het is zoals Psalm 97:2 aangeeft, Jahweh is door wolken aan het menselijk oog onttrokken In de boekrollen van de Thora lezen wij op vele plaatsen hoe Jahweh slechts vanuit een wolk spreekt en Zich niet laat zien. Wolken zijn beslist niet het beeld van de menigte heiligen die de Heer in de lucht ontmoeten, zoiets als de oogst van bijna 2000 jaar uitroeping. Het zal daarentegen een gebeurtenis zijn die voor de ogen van de achterblijvenden in nevelen gehuld is. Paulus leerde de uitgeroepen gemeente te Thessalonica daarop slechts te wachten. De Heer Jezus Christus zal ons vernederd lichaam in een onvoorstelbaar kort moment omzetten, gelijkvormig aan Zijn heerlijkheidslichaam (Filippenzen 3:21). Dat zal tevens de afsluiting inluiden van het beheer van het geheimenis. Het heeft geen zin te proberen zich van deze unieke gebeurtenis een voorstelling te maken. De menselijke fantasie leidt alleen maar tot waandenkbeelden die aan Gods werk ernstig afbreuk zouden doen. De heilige Schrift vermeldt het woord dat Paulus van de Heer Zelf ontvangen heeft en geeft ons de garantie dat alles werkelijkheid zal worden. Het is Gods geest die in ons woont, die de garantie geeft dat niemand van de gemeente die het lichaam van Christus is, zal worden overgeslagen – niemand, reeds overleden of nog in leven! Het kan niet vaak genoeg benadrukt worden: wij zijn allen immers door God gekend en uitgekozen, zelfs nog vóór eonische tijden, in pure genade, met voorbijzien aan onze handel en wandel. Voor dat laatste is er de bêma (Strongnr. 968), het podium waarop wij onze Heer Christus Jezus zullen zien, hoogstwaarschijnlijk mede herkenbaar aan de wonden die Hij aan het kruis opgelopen heeft.8 Daar zal iedere belemmering voor onze taak te midden van de hemelingen worden uitgewist. Dan zullen wij heilig en smetteloos en onbeschuldigbaar voor Zijn aangezicht 8 Zo liet Hij Zich door Thomas herkennen (Johannes 20:25-28). 13

staan. Want God ziet ons in Christus aan! Ons rest niets anders dan de Vader door de Zoon diep dankbaar te zijn voor het wonder van Zijn genadevolle liefde en deze te midden van de hemelingen tentoon te mogen spreiden! (1 Corinthiërs 3:10; 2 Corinthiërs 5:10; Colossenzen 1:21-22). Wie het evangelie van Paulus met zijn of haar gehele ziel omarmt en als levenslijn volgt – ook al in grote onvolkomenheid - zal niets te vrezen hebben, noch over het wel of niet opgenomen worden, noch over alles wat voor de bêma zal gebeuren, noch van al hetgeen wij op aarde nog zullen meemaken. Aan dat laatste aspect wordt hierna aandacht besteed. 6 - WAARVAN WORDEN WIJ WEGGERUKT? Wij zullen worden weggerukt van Gods toorn en de grote verdrukking. Daarbij is het van belang ons het volgende te realiseren: • Gods toorn is het tegendeel van de verzoening die zo kenmerkend is voor de huidige genadetijd. Zij barst los binnen de dag van de Heer. • De grote verdrukking (thlipsis megalê, Strongnr. 2347) die onze Heer Jezus Christus aankondigde (Mattheüs 24:21), concentreert zich op Israël. Het is een periode waarin Israël het zwaarder dan ooit tevoren van alle kanten te verduren krijgt. Pas daarna zal Israël, geheel door God gerestaureerd, het beloofde koninkrijk mogen binnengaan (Handelingen 3:21). Dat zal het sluitstuk zijn van alle verdrukkingen, waarvan de heiligen nu reeds, in de huidige dag des mensen, in toenemende mate de voortekenen zien (1 Corinthiërs 4:3). De “dag van de Heer” (êmera kuriou, Hebreeuws: iom Jahweh) is op Gods kalender een strikt begrensde tijdspanne en omvat de periode van gericht én van het 1000-jarig koninkrijk. De dag van de Heer zal voor iedereen komen als een dief in de nacht (1 Thessalonicenzen 5:2; 2 Petrus 3:10). Dat betekent dat wij weliswaar de omstandigheden steeds dreigender en gevaarlijker zullen zien 14

worden, maar niet precies weten op welk moment God ons zal wegrukken, als voor Hem de maat vol is. Wie meent dat wel te kunnen, is een ontstellende ijdeltuit. Wanneer de dagen van het gericht niet ingekort zouden worden, zou geen vlees gered worden (Mattheüs 24:22). Dat zegt wat over Gods karakter en voornemen. Wanneer Zijn toorn langer zou duren, zou immers van de aarde en mensheid vrijwel niets meer over blijven. Want wie zal vast kunnen staan als Gods toorn losbrandt (Psalm 76:7 en Openbaring 6:17)? De verdrukking zoals in Mattheüs 24:29-31 aangekondigd, staat in schril contrast met wat over de uitgeroepen gemeente in Romeinen 5:9, 1 Thessalonicenzen 1:10 en 5:9 en in 2 Thessalonicenzen 2:1-3 geschreven staat. In die laatstgenoemde brief waarschuwt Paulus niet voor niets (v3): “Laat niemand jullie misleiden, op geen enkele manier. Komt immers niet de afval eerst en wordt de mens van de wetteloosheid, de zoon van de destructie, onthuld?”. Dit gebeurt straks in de periode van het beheer (oikonómia, Strongnr. 3622) van Gods toorn, wanneer de uitgeroepen gemeente al hoog en breed van de aarde weggerukt is om voor altijd tezamen met de Heer te zijn. Dat neemt niet weg dat wij in ons dagelijks leven en werken zullen ondervinden wat Paulus in zijn tweede brief aan Timotheüs schreef (3:12-13): “Maar ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus, zullen vervolgd worden. Boze mensen echter en zwendelaars zullen van kwaad tot erger komen, tot dwaling brengen en verdwaald zijnd.” (Zie ook 1 Timotheüs 4:1). God heeft de gewoonte op allerlei subtiele manieren aan te geven wat Hij van plan is. Dat doet Hij niet alleen via de mond en pen van de profeten, maar ook op talloze andere manieren zoals in de gebeurtenissen die onze Heer al in Mattheüs 24 aankondigde en die zich in onze dagen mondiaal en steeds frequenter voordoen. Voor wie meent dat het allemaal wel meevalt, volgt deze bloemlezing: 15

• mondiale rampen door toenemende droogte, watervloeden, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen; • mondiale opkomst van allerlei maakbaarheidstheorieën op het terrein van klimaat, economie en internet; • geknutsel op het gebied van zwangerschap, geboorte, veroudering, orgaantransplantatie, genetica en geslachtsverandering; • toename van wettelijke regelingen en medische protocollen voor actieve en passieve levensbeëindiging; • mondiale opkomst van nietsontziende dictatoren en totalitaire regimes; • mondiale religieuze onverdraagzaamheid en gewelddadige onderdrukking; • kruitvat Midden-Oosten met de onderling verdeelde mohammedanen die alleen in Jodenhaat eensgezind zijn; • onafgebroken en steeds verder oplaaiende strijd om en in Israël en mondiaal toenemende Jodenhaat. 7 - GODS WOORD GEEFT ZEKERHEID De brieven aan de Thessalonicenzen waren de oudst bekende waarin Paulus over de opname der gemeente geschreven heeft. Wij zullen de betreffende passages, ook in Romeinen 5, hierna nauwkeurig onder de loep nemen. In 1 Thessalonicenzen 1:10 staat dat wij “uit (Grieks: ek, Strongnr. 1537) de hemelen” Gods Zoon verwachten Die God “uit (ek) de doden” heeft opgewekt en Die ons “uit (ek) de komende toorn“ zal wegtrekken (rúomai, Strongnr. 4506). Het Griekse voorzetsel ek betekent “uit”, een beweging weg van het midden van iets, weg van een bron, een oorsprong of een oorzaak. Onze Heer komt uit de hemelen om ons van aarde weg te nemen. Hij is dan niet in de hemelen, maar in de lucht – niét met Zijn voeten op aarde. Onze Heer is door God uit de doden opgewekt, heeft daarom part noch deel aan de doden en het dodenrijk, de hades. Hier gaat het dus niet alleen om het FEIT van een gered 16

worden van Gods toorn, maar ook om een ACTIE door onze Heer Jezus, waarbij Hij ons wegtrekt uit Gods aankomende toorn. Hij komt ons wegtrekken uit de toorn die op komst is, waardoor wij dus part noch deel zullen hebben aan Gods toorn. Daarbij past het beeld van een vader die zijn kind vlak voor een aanstormende auto wegtrekt en in veiligheid brengt. Pas als wij van de aarde weggehaald zijn, zal Gods toorn losbarsten. De Thessalonicenzen zagen, net als wij in onze dagen, met enorme bezorgdheid, hoe in de wereld allerlei ontwikkelingen gaande waren die het ergste deden vermoeden. Maar nu hadden zij, net als wij nu, iets radicaal anders te verwachten. In 1 Thessalonicenzen 5:9 staat dat wij “niet naar binnen in (eis, Strongnr. 1519) toorn” zijn geplaatst. In het Grieks staat hier ouk eis orgên. Het voorzetsel eis geeft een richting en binnengaan aan. Wij zijn niet gesteld om Gods toorn in te gaan. Paulus verklaart dit door erop te wijzen dat wij “van de dag” zijn - beschenen door het warme licht van Gods liefdevolle genade - en bekleed met de wapenrusting die Gods ons geeft (Efeziërs 6:1117). Daarmee wordt de drijfveer van ons doen en laten, ons hart, beschermd en evenzo de zetel van ons denken en spreken, ons hoofd. Onze redding is door onze Heer Jezus, de Christus! In 1 Thessalonicenzen 5:24 zegt Paulus nog eens nadrukkelijk dat wij dit vaste geloof en vertrouwen mogen hebben in Hem Die ons roept en Die het ook zal doen! Het hangt dus niet van ons doen af, maar van Zijn doen, zoals ook alles ons om niet door Hem geschonken is, uit grenzeloze liefde en genade! God is als een vader die zijn kind in een andere kamer afzondert, omdat hij het wil sparen voor Zijn toorn die anderen geldt. In Romeinen 5:9, de brief die Paulus ongeveer 6 jaar na de brieven aan de Thessalonicenzen geschreven heeft, staat dat wij, die in Zijn bloed gerechtvaardigd zijn, door onze Heer gered zullen worden “vanaf (apo, Strongnr. 575) de toorn”. Het Griekse voorzetsel apo betekent “vanaf” iets, een bron of scheiding inhoudende. Die laatste betekenis is in deze context het geval. Wij, die nu verzoend zijn in het bloed dat onze Heer aan het kruis 17

vergoten heeft, zullen gered worden vanaf Gods toorn, daarvan volkomen gescheiden. Dat is een feit waarop en waarmee wij mogen rekenen. Daarbij past het beeld van een vader die zijn kind ervan verzekert dat het niets zal overkomen, juist omdat het zijn geliefd kind is. 8 - VOORTEKENEN In Paulus’ dagen hadden de heiligen te Thessalonica om hun geloof van hun omgeving veel te lijden gekregen. Zeer waarschijnlijk zullen Joden en heidenen het hen zeer kwalijk genomen hebben dat zij Christus Jezus aanbaden en niet de Romeinse keizer en andere door mensen gecreëerde goden (idolen). Paulus had hen daarvoor al gewaarschuwd (1 Thessalonicenzen 1:6 en 2:2-4). Wij zien het ook in onze tijd in geheel de wereld gebeuren: discriminatie, verdrukking en vervolging van christenen, ongeacht welk evangelie zij aanhangen. De Heer had bij monde van Paulus aan de zwaar beproefde gelovigen te Thessalonica echter de verzekering gegeven dat zij niet Gods toorn zullen meemaken, wanneer die over de aarde komt. Deze zekerheid kregen zij niet om hun verdienstelijk geloof en leven, maar louter en alleen omdat Christus voor hen gestorven was en zij met de opgestane Heer, uit pure liefdevolle genade, het nieuwe leven in Hem mochten delen (1 Thessalonicenzen 5:9-11). De tekenen die onze Heer volgens Mattheüs 24:3-13 beschreef, toen Hij op de Olijfberg gezeten was, geven antwoord op de vraag van Zijn leerlingen wat het teken zal zijn van Zijn aanwezigheid (parousia, Strongnr. 3952)9 én van de afsluiting van de eon (sunteleia tou aiônos). Volgens Gods kalender gaat het om de afsluiting van de huidige derde eon. De discipelen hadden geen weet van de periode van het beheer van het geheimenis 9 De vindplaatsen van parousia (“langsbij-zijnde”) wijzen uit dat het uitsluitend betrekking heeft op iemands lijfelijke aanwezigheid en om al hetgeen die persoon vertegenwoordigt. Vertalingen zoals “komst, aankomst, toekomst” slaan de plank mis. 18

zoals dat later aan Paulus geopenbaard zou worden en waarin wij thans leven. Voor hen ging het om de periode hierna: die van het gericht, als de dag van de Heer aanbreekt en de vervulling begint van wat de Heer via Zijn boodschapper aan Johannes op Patmos onthuld heeft (Openbaring 1:1 en 9-10). Het antwoord van de Heer aan Zijn leerlingen heeft dus niet op onze dagen betrekking! Dat valt dus buiten de dagen waarop deze studie betrekking heeft. Helaas blijken talloze Bijbeluitleggers dat niet door te hebben. Ook al laat God dingen gebeuren die voor de mensheid, gelovig of niet, als een donderslag bij heldere hemel komen, geeft Hij vaak ook hints dat er wat aanstaande is. Het gerommel op en onder de aardkost is één van de eeuwenlange voorbeelden ervan. Inmiddels begint het bij de massa ook te dagen dat er op aarde wat veranderen moet, omdat het steeds duidelijker wordt hoezeer de mens gefaald heeft bij het uitvoeren van de opdracht die God hem gegeven heeft: regeren over het leven op aarde (Genesis 1:28-30). Langzamerhand begint ook het besef te groeien hoezeer de mens onwillekeurig slachtoffer is geworden van zijn eigen creatie, de geldbeluste, puur zelfzuchtige en als zodanig kwaadaardige en alles verziekende afgod Economie. Veel van wat in de periode van het gericht tot een uitbarsting zal komen, komt dus niet uit de lucht vallen. Een treffend beeld hiervan biedt een aardappelveld, waar ondergronds de aardappels groeien terwijl daarvan bovengronds niets te zien is. Pas als de grond omgewoeld wordt, worden de aardappels zichtbaar. Alleen God weet wat zich “ondergronds” aan het ontwikkelen is en hoe dat aan den dag zal komen. Het is zoals onze Heer Zijn toehoorders voorhield: “Want niets is verborgen wat niet openbaar zal worden, noch weggehouden wat stellig niet gekend zou worden en in openbaarheid zou komen (Lucas 8:17). Alle voorspellende uitleggingen van derden daarover verwijs ik liever naar het rijk van christelijke sciencefiction. Heel wat auteurs op dat terrein hebben decennialang wel bewezen er helemaal niets van 19

begrepen te hebben. Per saldo hebben zij slechts de opbrengst van hun boekenomzet eraan te danken. Voor ons geeft Paulus in 2 Timotheüs 3:1-9 een zéér zorgwekkend overzicht van wat er loos is en zal zijn in de laatste dagen van de gemeente die het lichaam van Christus is: “Weet dit echter, dat er in de laatste dagen gevaarlijke era’s tegenwoordig zullen zijn, want de mensen zullen zijn: zelfzuchtig, geldzuchtig, grootsprekend, trots, lasteraars, tegen ouders weerspannig, ondankbaar, onbehoorlijk, zonder natuurlijke genegenheid, onvermurwbaar, tegenwerkers, onstandvastig, ongetemd, afkerig van het goede, verraders, overhaast, opgeblazen, veeleer vrienden van genot dan vrienden van God; een vorm van godsvrucht hebbend, maar haar kracht loochenend. Keer je ook van dezen af. Want uit dezen zijn degenen, die de huizen binnen glippen en vrouwtjes gevangen wegvoeren, die beladen zijn met zonden en geleid worden door velerlei begeerten en genot; die altijd leren en toch nooit tot erkenning van de waarheid kunnen komen. Maar op die manier waarop Jannes en Jambres Mozes weerstonden,10 zó weerstaan ook dezen de waarheid ‒ mensen verdorven in hun denkzin, onbeproefd in het geloof. Maar zij zullen daarin niet verder vooruitkomen, want hun onverstand zal voor allen overduidelijk zijn, zoals dat ook van hen duidelijk werd.” Welnu, zet de televisie maar aan, sla de krant open, zie het gedrag van de mensen om u heen en de bewijzen van Paulus’ voorzeggingen stapelen zich torenhoog op! 9 - LIJDEN Al die toenemende verrotting en wreedheid in de wereld om ons heen laat ons niet onberoerd. Wij kunnen er zelfs pijnlijk 10 2 Timotheüs 3:8. Egyptische tovenaars, wier namen niet in Exodus 7:11 vermeld zijn, maar wel in de Targoem Pseudo Jonathan, een Aramese vertaling van de Thora. 20

mee geconfronteerd worden! Een paar regels verder in 2 Timotheüs 3, in de verzen 12-14 waarschuwt Paulus Timotheüs en daarmee ook ons: “Maar ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus, zullen vervolgd worden. Boze mensen echter en zwendelaars zullen van kwaad tot erger komen, tot dwaling brengend en verdwaald zijnde. Maar jij, blijf bij wat je leerde en wat jou toevertrouwd werd, wetend van wie je het leerde.” Ook al zullen wij Israëls grote verdrukking en Gods toorn niet meemaken, wij zullen niet kunnen ontkomen aan lijden als resultaat van alles wat zich om ons heen en in de wereld afspeelt. Dan is de raad die Paulus Timotheüs gaf goud waard (v.14-15): “Maar jij, blijf jij bij wat je leerde en wat jou toevertrouwd werd, wetend van wie je het leerde en dat je van baby af aan met de gewijde geschriften bekend bent, die jou wijs kunnen maken tot redding door het geloof dat in Christus Jezus is.” “Christus Jezus” schrijft Paulus. Dat is de opgestane en verheerlijkte Heer Die aan Gods rechter(zijde) gezeten is, wonend in ontoegankelijk licht (1 Timotheüs 5:16). Hij zal het zijn Die van de hemel zal afdalen om ons in een totaal andere conditie in de lucht op te wachten, door wolken aan het oog van de wereld onttrokken. Uit Gods Woord, zo nauwkeurig mogelijk in onze taal overgezet, kunnen wij de wijsheid, troost en bemoediging putten die nodig is om constant te beseffen dat wij gerechtvaardigd zijn door het geloof van(!) Jezus Christus, per se niet door het geloof dat wij opbrengen (Romeinen 3:22). Dat heeft ons apart gezet voor onze redding! Hoe anders klinken toch de woorden van de vele, alom geëerde “godgeleerden”, die in het kleed van vroomheid en traditie in kerken, zalen en stadions, via radio, televisie en internet ons van alles wijsmaken, maar niet, zoals Paulus geschreven heeft, werkelijk wijs maken! Ook hun verkondiging kan voor navolgers van Paulus lijden veroorzaken. Denk maar aan de laster 21

van “jullie zijn alverzoeners”! Dat zeggen mensen die niet door hebben dat niet wij, doch alleen Hij, de Zoon van Gods liefde, het al wederzijds met Zichzelf verzoend heeft, vrede makend door het bloed van Zijn kruis, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij in de hemelen is (Colossenzen 1:20)! Wat de Thessalonicenzen destijds ervoeren en hun de indruk gaf al in Gods toorn terecht te zijn gekomen, is dus niet zo verwonderlijk. Want hoevelen zullen in de eeuwen na hen tot heden toe niet hetzelfde gedacht hebben, toen zij afschuwelijke en fatale omstandigheden moesten zien door te komen? Dat is een aanwijzing dat de diepe emotie die “lijden” heet, waarmee de gemeente en haar leden te maken hebben of krijgen, heel zwaar kan zijn. God, de Vader, weet er echter van en Zijn liefde laat de Zijnen nimmer in de steek! “Gerechtvaardigd dan uit geloof mogen wij vrede hebben naar God toe door onze Heer Jezus Christus door Wie wij ook de toegang hebben, door geloof, tot deze genade waarin wij staan, en wij mogen roemen op basis van de verwachting van de heerlijkheid van God, niet alleen daarin echter, maar wij mogen roemen ook in de verdrukkingen, waarnemend dat de verdrukking volharding uitwerkt, volharding echter beproefdheid, de beproefdheid echter verwachting, de verwachting echter beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten uitgegoten is, door de heilige geest die ons gegeven is” (Romeinen 5:1-5). Dit schreef Paulus ongeveer 6 jaar na de beide brieven aan de Thessalonicenzen. Trefwoord is “verwachting” (elpis, Strongnr. 1680), dat is rekenen op dat wat vast en zeker zal gebeuren en niet zoiets als “hoop” die snel in wanhoop kan omslaan. Reken maar, dat de geliefden van God, de geroepen heiligen te Rome en vast ook te Thessalonica hiervan met grote blijdschap kennisgenomen hebben! 22

In Romeinen 8:17-18 legt Paulus het verband tussen lijden en heerlijkheid: als wij samen lijden, worden wij ook samen verheerlijkt. Het lijden van de tegenwoordige era11 weegt niet op tegen de heerlijkheid die naar ons toe geopenbaard zal worden. Paulus wist waarover hij sprak, want hij kreeg in zijn bediening ontstellend veel lijden te verwerken. In 2 Corinthiërs 11:23-33 geeft hij daarvan een indrukwekkende opsomming. Met zijn eigen ervaringen spreekt hij ons als een ware broeder in het geloof moed in. Zo hebben ook wij te lijden onder alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid neerhouden (Romeinen 1:18), onder hen, die uit partijschap en weerspannigheid voor de waarheid, de ongerechtigheid toegedaan zijn (Romeinen 2:8), onder echtbreuk, hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij12, vijandschappen, twist, jaloezieën, gramschappen, partijschappen, onenigheden, afsplitsingen13 (Galaten 5:19-20). Zelfs binnen de uitgeroepen gemeente hebben wij te lijden onder misleiding met lege woorden14 (Efeziërs 5:6) en ook onder twist, jaloezie, gramschappen, partijschappen, kwaadsprekerijen, influisteringen, opgeblazenheden en oproeren (2 Corinthiërs 12:20). 11 Voor “era” staat in het Grieks kairos (Strongnr. 2540). Een tijdruimte, afhankelijke van de context kort of lang, die zich onderscheidt door haar speciale kenmerken. Om te voorkomen dat, net zoals in de gangbare Bijbelvertalingen, voor dat ene woord verschillende vertaalwoorden toegepast worden, is gekozen voor “era”. Dat is weliswaar een wat verouderd woord voor een tijdruimte, maar minder vaag dan bijvoorbeeld “periode”, waarvan Gods kalender er al zoveel telt. 12 Het Griekse woord voor “toverij” (pharmakeia Strongnr. 5331) houdt verband met ons woord “farmacie”, met drugs – van oudsher een geliefd middel bij toverij. 13 In het Grieks staat hier het meervoud van airesis (Strongnr. 139) wat op een “uit iets lichten” wijst. Het gaat om iets algemeners dan sektevorming of ketterij (heresie). 14 “Lege woorden”: woorden die volkomen gespeend zijn van Gods heilige geest. 23

Het is zeer de moeite waard om alle vindplaatsen van het werkwoord en het zelfstandig naamwoord “lijden” op te zoeken en te lezen (resp. paschô, Strongnr. 3958, en pathêma, Strongnr. 3804), want dat biedt veel meer inzicht – maar ook licht - dan een armzalige schrijver als deze vermag te bieden. 10 – TROOST Gelukkig weten wij ook welke troost wij hebben gedurende de laatste dagen op aarde in afwachting van het ogenblik van onze wegrukking en gedurende het lijden dat wij in die tijd ondergaan. Dat geldt niet alleen voor de individuele leden van de uitgeroepen gemeente, maar ook voor de uitgeroepen gemeente in haar totaliteit. “Wat zal ons scheiden van de liefde van God in Christus Jezus?15 Verdrukking? Of benauwdheid? Of vervolging? Of honger? Of naaktheid? Of gevaar? Of het zwaard?” (Romeinen 8:35). Het enige antwoord op deze retorische vragen kan alleen maar luiden: niets en niemand! In 2 Corinthiërs 1:3-5 schrijft Paulus ons: “Gezegend de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader van de barmhartigheden en God van alle vertroosting, Die ons vertroost in al onze verdrukking opdat wij degenen kunnen vertroosten die in alle verdrukking zijn, door de vertroosting waarmee wijzelf door God vertroost worden: zoals het lijden van de Christus naar ons overvloeit, evenzo vloeit door Christus ook onze vertroosting over.” Paulus gaf de Thessalonicenzen een kernachtige samenvatting van de bron en kracht van onze troost: “Moge nu, onze Heer Jezus Christus, en God, de Vader, die ons liefheeft en eonische troost geeft en goede verwachting in 15 Tekstcorrectie conform de codex Sinaïticus en codex Vaticanus, volgens de Concordant Greek Text. 24

genade, jullie harten troosten en stevig maken in alle goed werk en woord” (2 Thessalonicenzen 2:16-17). 11 - DE ACHTERBLIJVENDEN Wat ons ongetwijfeld evenzeer bezighoudt, is de vraag hoe het onze ongelovige kinderen en andere bloedverwanten, onze vrienden en collega’s zal vergaan, nadat de gemeente eenmaal van aarde weggerukt is. God heeft in Zijn Woord ook voor hen een deur geopend. Want In Romeinen 10:13 staat dat al wie de naam van de Heer aanroept, gered zal worden. Zo staat het eveneens in Handelingen 2:21 en Joël 2:32. Wij bekijken de tekst wat nauwkeuriger om zeker te zijn van zijn boodschap: • Het Griekse woord voor “aanroepen” (epikaleô; Strongnr. 1941) drukt uit wat men eigenlijk doet met het roemen van een naam: men legt als het ware de hand op iemand. Dat kan om verschillende redenen zijn. In deze context is het een “beroep doen op” de naam Jezus Christus. • Want Hij is het die met “Heer” (kurios) bedoeld wordt. Paulus haalt de tekst uit Joël 2:32 aan en daar staat voor “Heer” Jahweh, de Naam die in de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Schrift, de Septuaginta, met kurios weergegeven is. Dat is de Naam boven alle Naam. Dat het in beide gevallen inderdaad alleen om Kurios Jezus Christus gaat, verklaart Paulus in Filippenzen 2:5-11. • Op alle genoemde vindplaatsen staat voor “al” of “ieder” het Griekse pas (Strongnr. 3956), in het Hebreeuws kol (Strongnr. 03605). Dat betekent dat er geen uitzonderingen zijn, maar dat het ieder mens aangaat. Het verzinnen van uitzonderingen is het werk van pseudogeleerden en theologen, die Gods majesteit (doxa; heerlijkheid) zo meesterlijk weten te kleineren (Romeinen 1:21-23). • Zowel Petrus, volgens Handelingen 2:21, als Paulus, volgens Romeinen 10:13, zegt dat al wie de naam des Heren aanroept, “gered zal worden” (sôthêsetai; Strongnr. 4982). Het is de 25

vertaling van een Hebreeuws woord dat de profeet Joël in 2:32 gebruikte, jiemaleet (Strongnr. 04422) en "zal bevrijd worden" betekent, meer in de zin van "ontkomen”. Ook dat wijst sowieso op redding, maar meer geënt op de tijd en context waarop Joëls profetie al betrekking heeft. Nu dat zo uitdrukkelijk driemaal in Gods Woord staat, geeft ons dat enorme troost in onze zorgen over degenen van wie wij denken dat zij geen lid zijn van de uitgeroepen gemeente. Let wel: “van wie wij denken”! Per saldo is het God Die precies weet wie Hij wel of niet als zodanig geroepen heeft. Dat Hij hier de deur voor redding van en het ontkomen aan Zijn toorn openzet, is tekenend voor Gods karakter dat vol is van wat de mens vaak zo deerlijk mist: liefde! Kunnen wij in onze dagen niet het allerbeste ervoor zorgen dat achter onze voordeur rust en veiligheid heerst en vrij over God en Gods Zoon gesproken kan worden? Begint het leven van ieder mens niet in de wieg en het gezin waarin hij of zij opgroeit? Zo en langs talloze andere wegen kan bij iemand de naam van de Kurios en Zijn betekenis voor de wereld bekend worden en in het geheugen gegrift komen te staan. 12 - UITZIEN Als leden van de uitgeroepen gemeente die het lichaam van Christus is, zijn wij ervan verzekerd dat wij niet Gods toorn zullen beleven wanneer eenmaal de dag van de Heer aanbreekt. Wij zijn er eveneens van verzekerd dat wij onder Vaders vleugels, door Zijn geest geleid, verlangend mogen uitzien naar onze Heer, Die ons op een zeker ogenblik, in een oogwenk van de aarde zal wegrukken om in een veranderd, geestelijk lichaam voor altijd bij Hem te zijn. Is iets heerlijkers en troostvollers denkbaar? De genade van onze. Heer Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen!16 16 Galaten, slotzin 26

Andere uitgaven van Stichting Da-ath: De uitgeroepen gemeente: Lichaam én bruid? Efeziërs 5:22-33 vergelijkt de gemeente met de gehuwde vrouw. Zijn wij als gelovigen nu óók de bruid? De geestelijke band van God met Israël wordt in de Schrift als huwelijk beschreven. In Efeze 5 zien we lichaam als beeld. Een gehuwde man en vrouw worden één vlees, één lichaam, 1 Kor.6:16. Maar zij doen veel afzonderlijk van elkaar. Zij zijn één en laten zo de eenheid van Christus en Zijn lichaam zien. Israël, als bruid van Jahweh, staat in een andere betrekking tot Hem. De completering van het al door Christus Andreas Sönnichsen In dit machtige woord wordt onthuld, dat wij compleet gemaakt worden tot het volledige complement van God, Efeziërs 3:19. Dat wij echt de onschatbare waarde van dit kostbare woord mogen beseffen! Want het voorziet in alles, en is volledig toereikend, zoals God Zelf! 27

De zogenaamde Engelenwereld A.E. Knoch De Griekse noch de Hebreeuwse taal heeft een woord, dat aangeeft wat wij ons vandaag bij ‘engel’ voorstellen. Als het woord aggelos overal waar het voorkomt met ‘engel’ vertaald was, dan hadden wij de bedoeling ervan kunnen verstaan. Maar helaas is het alleen waar de traditie dat verlangt, zo vertaald. Dit is een duidelijk voorbeeld hoe discordante vertalingen de waarheid voor ons kunnen verduisteren in plaats van dat ze die laten zien. Wie gaan mee bij de opname? Date Gorter Wanneer de Heer neerdaalt en de Zijnen roept: wie zullen Hem dan ontmoeten in de lucht? 1 Thessalonicenzen 4:13-18 De bazuin van God is een genademoment. Misschien onbewust en onbedoeld, willen wij daar toch op één of andere manier een voorwaarde aan vastkoppelen. 28

Leven in verwachting van Zijn komst Dieter Landersheim Tot onze heerlijkheid behoort, dat wij in Christus Jezus met iedere geestelijke zegen te midden van de op-hemelse schepselen gezegend zijn, Efeziërs 1:3 En dat wij in de geest te midden van de op-hemelsen gezet zijn, Efeziërs 2:6,7 Hij komt! Wij mogen leven in verwachting van die grote dag. Jezus Christus, de Gekruisigde Dieter Landersheim Wie zijn de vijanden van het kruis van Christus? Voor eigen gerechtigheid is bij God geen ruimte. Als wij onszelf gerechtigheid toekennen, verachten wij het kruis van Christus, dat ons Gods gerechtigheid gaf, door het geloof van Jezus Christus 29

Het woord van de verzoening Date Gorter De verdeeldheid bij de Korinthiërs was ontkenning van de geestelijke eenheid. Daarover spreekt Paulus in 1 Korinthiërs 12. Hij benadrukt dat het één lichaam is, met één geest en dat is niet voor niets. Zijn houding – een voorbeeld voor ons – was verzoenend, altijd, ook al werden zijn woorden en daden verkeerd begrepen! Hemel en hel Wat leert Jezus daarover? A.E. Knoch Jezus zei tegen Nicodemus: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet wederom geboren wordt kan hij het koninkrijk van God niet zien.’ Joh.3:3. En Jezus zegt van mensen die verloren gaan: ... waar hun worm niet sterft, het vuur niet uitgeblust wordt - Mark.9:44 Deze brochure geeft antwoord uit de Bijbel op de indringende vragen. Hoe kan God sterven van ongelovigen aanzien? 30

Jezus is opgestaan - welke dag was het? A. Bouman, A. E. Dekker Deze brochure geeft antwoord op de vraag wanneer de Heer Jezus exact opgewekt werd door de heerlijkheid van de Vader. Was het op -wat wij kennen alsde zondag? Of een andere dag? Nauwgezet is iedere uitdrukking en elk woord dat van belang is, onderzocht. Het resultaat is voor u als gelovige wellicht verbijsterend. Vergeving van zonden of rechtvaardiging? Frank Goldammer Jakob en Esau - Elmar Frey ‘Ik ben blij dat mijn zonden zijn vergeven omdat Jezus aan het kruis voor mij stierf!’ Zeggen veel christenen. En rechtvaardiging dan? Het verschil is groter dan u denkt. ‘Ik heb gekozen voor Jezus en ik ben gered!’ Dat hoor je gelovigen zeggen. Jakob en Esau, u leest in Genesis en Romeinen 9 over deze tweeling. Het gaat om (uit)kiezen. Wie doet wat? Wanneer? Gods woord geeft uitsluitsel! 31

Schepping van de mens, Gods waagstuk? Ludwig Wolf Waagde God het met de schepping van de mens? Zou de mens iets kunnen wat God niet voorzag? Kon de mens zo uit de hand van God weglopen dat er geen redden meer aan is? Op deze en meer vragen komt antwoord in deze brochure, uit Gods woord. Het geeft vrede en rust in het hart, wanneer we beseffen Wie Hij is. Psalm 139 – vertaling en commentaar Alfred E. Dekker In Psalm 139 laat God via David weten dat God ons door en door kent; kende zelfs ons embryo. Ieder mens is voor God een open boek. Het maakt niet uit bij welk je hoort, wat je gelooft, in welke tijd je leeft en hoe je je gedraagt. Uiteindelijk zal álle knie voor Hem buigen en álle tong van harte belijden: Heer is Jezus Christus, tot eer van God, de Vader! Na lezing van deze psalm zal niemand dit nog kunnen betwijfelen. 32

Begrijp je wat je leest? Werner Prolingheuer In Handelingen 8 lees je dat een Ethiopisch machthebber van de koningin Candacé, de schatkistbewaarder, te Jeruzalem kwam om daar de God van Israël te aanbidden. Op de terugweg las hij uit een gekochte Schriftrol. Deze invloedrijke ‘kamerling’ was eerlijk genoeg om te erkennen, dat hij zonder leiding de betekenis van het gedeelte (hij las in Jesaja 53) niet kon begrijpen. Zijn wij altijd zeker, dat wij alles correct verstaan? Vloek van Cham? Alfred E. Dekker Bij de herdenking van de afschaffing van de slavernij onder de noemer Ketikoti is nu algemeen duidelijk geworden, dat de ‘vloek van Cham’ gebruikt is om een onafzienbare menigte medemensen eeuwenlang tot handelswaar te vernederen en beestachtig te behandelen. Wat alles des te vreselijker maakt, is dat de ’vloek van Cham’ als zodanig niet in de Schrift voorkomt, maar op een klinkklare leugen berust. Hoe de vork dan wél aan de steel zit, probeert deze brochure te verhelderen. 33

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
Home


You need flash player to view this online publication