8

hemelingen gereserveerd is (Efeziërs 2:6-7 en 3:10; Colossenzen 1:5). Die plaats zullen wij eerst na de opname van de gemeente daadwerkelijk innemen. 3 – GEROEPEN OF NIET? Menige lezer zal zich wel eens afgevraagd hebben of hij of zij “erbij hoort”: wie wel en wie niet? Die wankelmoedigheid wordt meestal gevoed door het besef in Gods ogen bitter weinig goed te hebben gedaan. Feitelijk is het te wijten aan onderschatting van Gods liefdevolle en onvoorwaardelijke genade. Wankelmoedigheid kan mede het gevolg zijn van nood en tegenspoed, maar vooral van slechte ervaringen in de omgang met mensen. Paulus geeft ons een belangrijke tip in zijn brief aan de Colossenzen, waar hij God, de Vader, dankt, omdat hij gehoord heeft van hun geloof in Christus Jezus en hun vasthouden aan wat zij in de hemelen mogen verwachten. Daaraan voegt hij toe dat zij daarover tevoren gehoord hebben in het woord van de waarheid van het evangelie dat hij hun verkondigd heeft. Het gaat hier om het horen (akouô, Strongnr. 191) van het evangelie dat Paulus als apostel van Christus Jezus2 verkondigd heeft. Alleen door horen breekt bij een door God geroepene het heerlijke licht door van Gods genade en erkent hij of zij dat in diepe dankbaarheid (Colossenzen 1:3-6). Laten wij vooropstellen dat alleen God weet wie allemaal lid zijn van de gemeente die het lichaam van Christus is. Hij alleen weet exact wie Hij in de loop van tweeduizend jaar verzegeld heeft met de geest van de belofte, die onze waarborg3 is van onze voorverwachting in Christus, en wie Hij als allerlaatste aan de gemeente toevoegt, voordat zij haar hemelse bediening zal ingaan. Want God is het Die ons in Christus uitgekozen heeft, nog 2 “Christus Jezus” is bij uitstek de aanduiding voor onze opgestane en verheerlijkte Heer Die nu aan Vaders rechter(zijde) gezeten is, wonend in ontoegankelijk licht (1 Timotheüs 6:16). 3 Arrabôn (Strongnr.728). Zie ook 2 Corinthiërs 1:22 en 5:5. 9

9 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication