13

staan. Want God ziet ons in Christus aan! Ons rest niets anders dan de Vader door de Zoon diep dankbaar te zijn voor het wonder van Zijn genadevolle liefde en deze te midden van de hemelingen tentoon te mogen spreiden! (1 Corinthiërs 3:10; 2 Corinthiërs 5:10; Colossenzen 1:21-22). Wie het evangelie van Paulus met zijn of haar gehele ziel omarmt en als levenslijn volgt – ook al in grote onvolkomenheid - zal niets te vrezen hebben, noch over het wel of niet opgenomen worden, noch over alles wat voor de bêma zal gebeuren, noch van al hetgeen wij op aarde nog zullen meemaken. Aan dat laatste aspect wordt hierna aandacht besteed. 6 - WAARVAN WORDEN WIJ WEGGERUKT? Wij zullen worden weggerukt van Gods toorn en de grote verdrukking. Daarbij is het van belang ons het volgende te realiseren: • Gods toorn is het tegendeel van de verzoening die zo kenmerkend is voor de huidige genadetijd. Zij barst los binnen de dag van de Heer. • De grote verdrukking (thlipsis megalê, Strongnr. 2347) die onze Heer Jezus Christus aankondigde (Mattheüs 24:21), concentreert zich op Israël. Het is een periode waarin Israël het zwaarder dan ooit tevoren van alle kanten te verduren krijgt. Pas daarna zal Israël, geheel door God gerestaureerd, het beloofde koninkrijk mogen binnengaan (Handelingen 3:21). Dat zal het sluitstuk zijn van alle verdrukkingen, waarvan de heiligen nu reeds, in de huidige dag des mensen, in toenemende mate de voortekenen zien (1 Corinthiërs 4:3). De “dag van de Heer” (êmera kuriou, Hebreeuws: iom Jahweh) is op Gods kalender een strikt begrensde tijdspanne en omvat de periode van gericht én van het 1000-jarig koninkrijk. De dag van de Heer zal voor iedereen komen als een dief in de nacht (1 Thessalonicenzen 5:2; 2 Petrus 3:10). Dat betekent dat wij weliswaar de omstandigheden steeds dreigender en gevaarlijker zullen zien 14

14 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication