24

genade, jullie harten troosten en stevig maken in alle goed werk en woord” (2 Thessalonicenzen 2:16-17). 11 - DE ACHTERBLIJVENDEN Wat ons ongetwijfeld evenzeer bezighoudt, is de vraag hoe het onze ongelovige kinderen en andere bloedverwanten, onze vrienden en collega’s zal vergaan, nadat de gemeente eenmaal van aarde weggerukt is. God heeft in Zijn Woord ook voor hen een deur geopend. Want In Romeinen 10:13 staat dat al wie de naam van de Heer aanroept, gered zal worden. Zo staat het eveneens in Handelingen 2:21 en Joël 2:32. Wij bekijken de tekst wat nauwkeuriger om zeker te zijn van zijn boodschap: • Het Griekse woord voor “aanroepen” (epikaleô; Strongnr. 1941) drukt uit wat men eigenlijk doet met het roemen van een naam: men legt als het ware de hand op iemand. Dat kan om verschillende redenen zijn. In deze context is het een “beroep doen op” de naam Jezus Christus. • Want Hij is het die met “Heer” (kurios) bedoeld wordt. Paulus haalt de tekst uit Joël 2:32 aan en daar staat voor “Heer” Jahweh, de Naam die in de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Schrift, de Septuaginta, met kurios weergegeven is. Dat is de Naam boven alle Naam. Dat het in beide gevallen inderdaad alleen om Kurios Jezus Christus gaat, verklaart Paulus in Filippenzen 2:5-11. • Op alle genoemde vindplaatsen staat voor “al” of “ieder” het Griekse pas (Strongnr. 3956), in het Hebreeuws kol (Strongnr. 03605). Dat betekent dat er geen uitzonderingen zijn, maar dat het ieder mens aangaat. Het verzinnen van uitzonderingen is het werk van pseudogeleerden en theologen, die Gods majesteit (doxa; heerlijkheid) zo meesterlijk weten te kleineren (Romeinen 1:21-23). • Zowel Petrus, volgens Handelingen 2:21, als Paulus, volgens Romeinen 10:13, zegt dat al wie de naam des Heren aanroept, “gered zal worden” (sôthêsetai; Strongnr. 4982). Het is de 25

25 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication