22

5. Ook de 2 stammen faalden Verbonden met vreemde koningen Ezechiël laat de reden voor wegvoering in ballingschap in duidelijke woorden zien. Hij noemt de zusters Ohola (betekenis: haar tent), dat is Samaria en Oholibah (betekenis: Mijn tent is in haar), Jeruzalem. Beiden waren lang gewend aan de armen van vreemdelingen (Ezechiël 23:3,8 – Egypte). De sleutel tot de betekenis lezen we in Ezechiël 23:7: Zij richtte haar hoererijen op hen: op heel die keur van Assyriërs. Zij verontreinigde zich met allen op wie zij verliefd was geworden, met al hun stinkgoden. Juda brak de belofte – de eed met Jahweh – om alleen Hem lief te hebben, te dienen, te aanbidden en te gehoorzamen als haar enige Man. Dit deed zij door anderen lief te hebben, te dienen, te aanbidden en te gehoorzamen: afgoderij = overspel. Juda gaf liefde, dienst, aanbidding en gehoorzaamheid aan heersers van omringende landen in ruil voor loon, voor macht = hoererij. Dit wordt duidelijker als we beseffen dat de heidense koningen van die dagen altijd afstamming van de Baäl claimden, en aanbidding ontvingen als goden. Zij werden “zonen van de zon” genoemd. 27

23 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication