42

In 1 Petrus 5 komen we opnieuw het puur Israëlische beeld van ‘herder en kudde’ tegen. Dat geldt niet voor het lichaam van Christus. 2 Petrus 1:16 verwijst naar de verheerlijking op de berg. Met “eer en heerlijkheid”, iets dat in Tenach wordt gebruikt voor de hogepriester en zo vertaald is in de Septuaginta (LXX). Er waren daar 7: Petrus, Jakobus, Johannes, de Heer, Mozes, Elia en de Vader. 2 Petrus 3:2 … opdat u zich de woorden herinnert die door de heilige profeten tevoren gesproken zijn. Dit refereert aan de oudere onthullingen door de profeten en kunnen niet te maken hebben met het lichaam van Christus, want dat was toen onbekend. Kol.1:26 In 2 Petrus 3:4 zien we de belofte van Zijn aanwezigheid (Grieks: parousia). De aanwezigheid van de Heer is straks op aarde voor Israël. De enige keer dat we het bij Paulus lezen is daarvan uitgezonderd, want dan gaat het om Zijn aanwezigheid in de lucht, niet op aarde. Dat is de verwachting voor de gemeente. De verwachting voor Israël is de parousia op aarde, anders is nooit aan hen onthuld. We lezen dat onder meer in Psalm 9:1-4; 68:3; 97:5; 114:7; Jesaja 64:1-3; Jeremia 4:26 en Nahum 1:5. Johannes Johannes’ bediening is voor de Besnijdenis. Hij spreekt persoonlijk, over het aardse leven van de Heer; Zijn onderricht, bekering, doop en werken. Hij noemt de genade niet. Het gaat om vergeving van zonden. 1Joh.1:9 48

43 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication