21

trotseren. Deze conclusie is echter onjuist. Feit is, dat het hart van Farao met het oog op de plagen niet (ver)hard genoeg was. Hij had het volk Israël al eerder laten gaan, als God zijn hart niet zodanig had verhard dat hij zich tegen hun uittocht verzette. Deze verharding was Gods wil Rom.9:18, en toch Zijn niet geopenbaarde wil. Gods verborgen wil aan de ene kant en Zijn geopenbaarde wil aan de andere kant lijken elkaar tegen te spreken. In Ik zal het hart van de Farao verharden en Mijn tekenen en Mijn wonderen in het land Egypte zullen vele zijn … zodat Mijn Naam in heel de aarde verkondigd wordt Ex.7:3; 9:16 werkelijkheid vullen ze elkaar juist aan. Mozes wist waar het om ging, aan hem onthulde Jahweh Zijn voornemen: Om Zijn plan uit te voeren was het nodig dat Hij Zijn wil deels aan Mozes openbaarde, maar deels voor de Farao verzweeg. Uit dit voorbeeld zien we Gods bedoeling, dat mensen tegen Zijn geopenbaarde wil ingaan. Hiertoe verhardt Hij wie Hij wil. De ongelovige zelf is het bewijs dat God ook dat hart verhardt. Farao weerstond de geopenbaarde wil van God - om het volk meteen te laten gaan, maar weerstond niet Zijn bedoeling. De kracht van God en de verkondiging van Zijn naam over de hele aarde was daarvan het bewijs. God wil dat alle mensen gered worden en tot erkenning van de waarheid komen 1Tim.2:4 22

22 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication