27

vleselijk denken. Zo schrijft Paulus over de wandel van de ongelovigen, dat zij ... in hun inzicht verduisterd zijn … en van het leven van God vervreemd Ef.4:18 Hieruit wordt duidelijk, dat de mens een schepsel is en daarom niet in staat om zijn wil uit het niets tot stand te brengen. Er blijft hem geen andere keuze dan zijn wil te laten vormen door de prikkels die op hem afkomen. De aard van de wil hangt af van de aard van deze prikkels. De mens heeft geen invloed op de vorming van de wil die zich voltrekt in het onderbewustzijn. Hoe hij ertoe komt iets te willen, begrijpt hij net zomin als bijvoorbeeld de details van zijn spijsverteringssysteem. Bij de keuze van zijn voedsel kan hij wel zorgvuldig te werk gaan, maar heeft hij geen invloed op het omzetten naar voedingstoffen voor het lichaam. Zo is hij ook bij de vorming van de wil overgeleverd aan een reeks invloeden, die zich onttrekken aan zijn waarneming. De wil van de gelovige Wij, gelovigen zouden ons niet laten meeslepen door de tijdgeest, die nu nog steeds werkzaam is in de zonen van de weerspannigheid en hen naar de ondergang leidt. Wij zouden ook niet gehoorzamen aan de wil van ons vlees, want wij zijn niet in het vlees, maar in de geest, omdat namelijk de geest van God in jullie woont Rom. 8:9 de gezindheid van het vlees is (de) dood Rom. 8:6 28

28 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication