49

De weg tot begrip van rechtvaardiging Het is duidelijk dat zonde, overtreding en krenking altijd een minachting is voor de geopenbaarde wil van God. Niemand is daarin te verontschuldigen. Zowel het geweten (voor zover het niet afgestompt is) als het natuurlijke instinct (voor zover dat niet tot onnatuur werd) willen ons ervan weerhouden onrecht te doen. Toch zondigen wij. Hoe kan God ons nu rechtvaardigen, als zonde in Zijn ogen in zekere zin te rechtvaardigen zou zijn? Het is Gods bedoeling, Zijn schepselen aan Zijn liefhebbende hart te trekken. En Hem in alle oprechtheid lief te hebben. Hij bereikt dat door een tweeledig doel; de zonde en de Drager van de zonde. De zonde is de onontbeerlijke zwarte achtergrond voor Gods openbaring op Golgotha. Bij de voleinding zullen al Zijn schepselen er buitengewoon gelukkig en diep dankbaar voor zijn. Dat zou nooit mogelijk zijn geweest zonder de zonde en de Drager van de zonde. De wederzijdse verzoening van de schepping zal de Schepper Zelf bovenmate verheerlijken. De omvang hiervan had Hij van het eerste mensenpaar nooit kunnen verwachten, zolang bij hen de erkenning van het goede nog ontbrak. Waardering van het goede zonder kennis van het boze en het kwaad, is eenvoudig onmogelijk. God kan dus het tijdelijke, begrensde bestaan van de zonde rechtvaardigen wanneer dat nodig is. Als dat geldt voor de zonde in het algemeen, dan ook voor de individuele zonde, alleen vanuit Gods perspectief! Dit is geen standpunt wat we ons eigen zouden moeten maken. Zolang de zonde nog in ons woont krenken we het hart van God steeds opnieuw. 50

50 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication