7

Ons vermogen om te beslissen wordt hier echter niet door uitgesloten. Het ene argument is gezien vanuit Goddelijk perspectief, het andere vanuit het menselijke. Door geloof kunnen we ons verheugen in de soevereiniteit van God. Tegelijkertijd zijn we bevoorrecht de uitwerking daarvan te kunnen erkennen, zodat we daarin stil worden. Het probleem heeft in feite een zeer praktische kant. Stel, wij erkennen, dat God Zijn voornemen uitvoert en niets wat de mens onderneemt, belemmert Hem. Onmiddellijk komt dan de vraag op, heeft het dan nog zin om iets te doen? Waarom bidden, als toch alles al tevoren bepaald is? Het antwoord is eenvoudig: want Zijn maaksel zijn wij, die geschapen worden in Christus Jezus voor goede werken Ef.2:10 Het is Zijn wil ons door Zijn wegen op te voeden en onze harten voor Zich winnen. Hij doet dit door ons te omgeven met een zweem van onzekerheid en onwetendheid. De details van Zijn gedachten maakt Hij nog niet bekend. We zouden daarin dan berusten, in plaats van dat we ons vasthouden aan Hem en volledig op Zijn liefde vertrouwen. De beperking en onwetendheid van de mens zijn ook de grondbeginselen van zijn filosofie. Men beoordeelt alles en iedereen, zelfs God, en zit gevangen in het eigen onvermogen. Wat oppervlakkig zichtbaar is, dringt zich op aan de bewuste waarneming. Dat weerhoudt hem ervan de werkelijkheid van het bestaan te overwegen. Die onttrekt zich aan de waarneming. Menig mens verbeeldt zich de eigen vrije wil uit te voeren. Maar men is tegelijk 8

8 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication