12

De menselijke gestalte, die door de oude Abraham werd gezien, en voor wie hij een maaltijd bereidde, straalde goddelijke heerlijkheid uit, en zijn gelaatstrekken hadden het karakter van een Goddelijk wezen. Want Abraham erkende één van de drie mannen onder de terebinten als zijn Heer Jahweh Gen.18:2,3,13. In Genesis 19:1,15 worden zij boden genoemd toen zij aan Lot de vernietiging van Sodom bekendmaakten. Een bode (NBG51: engel) van de Heer (Jahweh) hield Abraham ervan af Isaäk te offeren Gen.22:11,15. Een ander begeleidde een dienaar van Abraham op weg naar Mesopotamië 24:7,40. In Genesis 18,19 hebben de boodschappers de gestalte van sterfelijke mensen aangenomen, zodat zij ‘mannen’ genoemd werden Gen.18:2,16,22; 19:5,8,10,12,16. De letterlijke betekenis van man echter, is ‘sterveling’. De Duitse Elberfelder vertaling schrijft (ook NBG51 en SV), dat de ‘engel van Jahweh (‘Ik ben’)’ aan Mozes verscheen in een vuurvlam in een doornstruik, maar degene, die met hem sprak was God (Elohim) zelf, ofwel Jahweh Ex.3:2,4. De ‘man’ die Jozua voor Jericho zag, was de vorst van het leger van de Heer4, ofwel de Heer Zelf Joz.5:13-6:2. In Richteren 6:11,21,22 en elders vinden we in NBG en Statenvertaling de uitdrukking ‘de engel van de Heer’, Hebreeuws: mlak-Jahweh, dus de boodschapper van de Heer. In 6:20 is het de 4 Waar Heer in hoofdletters staat, wordt de Naam Jahweh bedoeld. 13

13 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication