26

is, en wel door het ontnemen van licht, de universele krachtbron in het stoffelijke heelal. Wat hen bindt, is duisternis. In de mythologie van de oude Grieken was er een schaduwrijk in de onderwereld, waarin geen licht doordrong. Deze zogenaamde ‘Tartarus’ bedoelde Petrus geenszins in 2 Petrus 2:4; ook dacht hij daarbij niet aan de ‘hel’, sheol, hades, (het onwaarneembare), het gehenna of de poel van vuur. Eerder gebruikte hij een zeldzaam, van het zelfstandig naamwoord Tartarus afgeleid werkwoord tartaroō, om daarmee uit te drukken, dat zondigende boodschappers in donkere onderaardse kerkers geheel zonder licht vastgehouden worden. Boodschappers in donkerte Judas spreekt in vers 6 over boodschappers, die de Heer voor het oordeel van de grote dag door onwaarneembare12 banden in donkerheid vasthoudt. Blijkbaar bedoelt hij dezelfde zondigende boodschappers als waar Petrus over schrijft. Uit de vergelijkende voegwoorden ‘zoals’ en ‘op gelijke wijze’ in vers 7 hebben sommigen geconcludeerd, dat de ‘gevallen engelen’ zich overgegeven hadden aan hoererij met de dochters van Adam en dus ander vlees achterna liepen. In feite geeft Judas echter drie voorbeelden, hoe God misdadigers (goddelozen, Hem niet vererenden) oordeelt vergelijk 12 NBG51 en S.V.: eeuwige, Grieks: aidion 27

27 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication