63

vleugels hun gelaat en met twee vleugels hun voeten bedekken; met twee andere vleugels vliegen zij. De serafs verschijnen alleen hier bij Jesaja; zij staan boven de troon van de goddelijke Majesteit, terwijl Gabriël voor de ogen van God staat. Zij zijn geen boodschappers; want als God vraagt wie Hij zenden zal, bieden zij zich niet voor deze dienst aan. In vers 3 roepen zij elkaar toe en vestigen de aandacht op de heiligheid van Jahweh en Zijn heerlijkheid, die de hele aarde vervult. Het branden van de serafs vervulde het huis met rook en hun woorden doen de wanden schudden. Kennelijk branden ze van ijver om de heiligheid en heerlijkheid van Jahweh te benadrukken. De seraf die met een gloeiende kool Jesaja’s lippen aanraakt, gebruikt een tang om die van het altaar te nemen. Dit lijkt te tonen dat de seraf niet werkelijk een ‘brandende’ is; want anders had hij de kool met de handen kunnen pakken. De beschrijving en het gedrag van de serafs doen ernstig gericht over Israël vermoeden. Zolang de cherubs het bloed zagen, was Israëls zonde bedekt en kon Gods verontwaardiging niet over Zijn verbondsvolk komen. In het visioen van Jesaja hebben wij in plaats van verzoenende bescherming een troon van oordeel. Wij mogen onze God danken, dat wij in de genade staan en in de geest dagelijks vrije toegang tot Hem, de Vader, hebben. 64

64 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication