100

Maar de Bijbel zegt niet, dat de wet van Mozes de bedoeling had om de zonde in te perken. Integendeel! “De wet is er bijgekomen, opdat de overtreding zou toenemen” (Rom. 5:20, Telos-vertaling). De Statenvertalers schreven: “Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde”. Wilt u een “leraar der wet” (1 Timotheüs 1:7) zijn? Dan zult u merken dat de zonde in uw omgeving de pan uitrijst! Paulus had dat ervaren. Aan de Romeinen schreef hij: “Ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren. Maar uitgaande van het gebod, wekte de zonde in mij allerlei begeerlijkheid op; want zonder wet is de zonde dood. Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven, en het gebod, dat ten leven moest leiden, bleek voor mij juist ten dode te zijn” (Rom. 7:7-10). Zolang we van het bestaan van allerlei verboden niet op de hoogte zijn, hebben we weinig zin om het verbodene te doen. Maar zodra iemand ons vertelt, dat bepaalde dingen verboden zijn, beginnen we er zin in te krijgen. “Uitgaande van het gebod” wekt de zonde in ons “allerlei begeerlijkheid op”. Het verlangen om iets verkeerds te doen is op zichzelf al zonde, en bovendien geven we er dikwijls aan toe. Zodoende leidt het gebod voor ons niet tot leven, maar juist tot de dood. Geboden prikkelen de zonde in ons (1 Kor. 15:56). Zodra ons een verbod wordt opgelegd begint de zonde in ons te leven. Omdat er zonde in ons woont, is de wet niet bij machte om de overtreding te beperken. 99

101 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication