111

uitverkorenen wil redden, maar alle mensen. Zelfs “koningen en hooggeplaatsten” – de keizer, diens stadhouders en proconsuls - heeft Hij op het oog. Israël Bij “hen, die later op Christus zouden vertrouwen ten eeuwigen leven” (1 Timotheüs 1:16) heeft Paulus mogelijk aan zijn Joodse volksgenoten gedacht. Er is over het volk Israël een verharding gekomen, die “tot op de dag van heden” voortduurt (Rom. 11:710). Paulus was ooit een schoolvoorbeeld van een verblinde, verharde en verstokte vijand geweest. Maar net zoals Christus Zich in heerlijkheid aan hem heeft geopenbaard, zo zal Hij Zich eens aan het Joodse volk openbaren. Aan de verharding van Israël zal een einde komen, want de Schrift spreekt in verband met deze verharding over een “totdat” (Rom. 11:25). Nu is er nog sprake van Israëls “tekort”, maar wanneer “gans Israël wordt behouden” (Rom. 11:26) zal de door God gewenste “volheid” zijn bereikt (Rom. 11:12). Hoe denken wij over Israël? Beschouwen we Joden als mensen die definitief de boot hebben gemist en in wiens plaats wij zijn gekomen? Of beseffen we, dat ze “naar de verkiezing geliefden zijn om der vaderen wil” en dat “de genadegaven en de roeping van God onberouwelijk zijn”? (Rom. 11:28-29). God heeft Zijn oorspronkelijke bedoelingen met Israël niet opgegeven. Zijn trouw aan Israël is voor ons een troost, want als de HERE Zich vanwege Israëls zonden van het Joodse volk had afgewend, zou Hij Zich van de christelijke kerk ook spoedig hebben afgekeerd. Volgens de profeet Zacharia zal het Joodse volk eens de Messias aanschouwen, die het heeft doorstoken, en over Hem een rouwklacht aanheffen (Zacharia 12:10, Openbaring 1:7, Mattheüs 24:30). Het zal een nationale rouwklacht zijn waaraan alle individuen, de mannen zowel als de vrouwen, uit alle geslachten van Israël zullen deelnemen (Zacharia 12:11-14). Op die dag zal er 110

112 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication