123

Wat mensen nú kunnen doen De centrale zinnen van Paulus’ betoog luiden als volgt: B1. Indien wij volharden, zullen wij ook met Hem als koningen heersen. B2. Indien wij Hem zullen verloochenen, zal ook Hij ons verloochenen. De onderstreepte woorden staan tegenover elkaar, ze zijn elkaars tegenpolen. In dit leven kan een mens ófwel volharden óf Christus verloochenen. Het Griekse woord dat Paulus voor verloochenen gebruikt, betekent “afwijzen” of “verwerpen”. “Indien wij volharden” betekent: Als we standvastig blijven in het geloof dat Jezus Messias en Heer is. “Indien wij Hem zullen verloochenen” kan betekenen: “Als wij Hem verwerpen (na eerst te hebben beleden dat Hij de Messias is)”, maar het kan ook betekenen: “Als we (zodra we van Jezus horen) Hem afwijzen”. De eerste tussenzin, B1, heeft betrekking op leden van het lichaam van Christus. Omdat die met Gods Geest verzegeld zijn (2 Kor.1:22, Efe.1:13, Efe.4:30), volharden ze. Een zegel kan niet worden verbroken. De tweede tussenzin, B2, betreft ongelovigen die Jezus afwijzen en mensen die aanvankelijk zeggen dat ze in Jezus geloven, maar die later gaan ontkennen dat Hij de Messias is. Over mensen die gedurende korte tijd geloven maar uiteindelijk afhaken wordt gesproken in de evangeliën (Matt.13:20-22, Mar.4:16-19, Luk.8:13), de brief aan de Hebreeën (Heb.6:49), de brief van Judas (Judas 1:3-4), de brieven van Johannes (1 Joh.2:18-23, 2 Joh.1:7-11) en Petrus (1 Petr.2:8, 2 Petr.2:1), en ook in de brieven van Paulus (1 Tim.1:19-20, 1 Tim.4:1-5, 1 Tim.5:15, 1 Tim.6:10, 1 Tim.6:20-21, 2 Tim.2:16-19, 2 Tim.4:10). 122

124 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication