“IJdele praters en misleiders” waren er in Klein-Azië genoeg, net als op het eiland Kreta (Tit. 1:10). Hoewel deze rijke vrouwen zich “te allen tijde lieten leren”, kwamen ze nooit “tot erkentenis der waarheid”. De waarheid luidt immers, dat een mens niet aan de last van zijn zonden kan ontsnappen door iets te gaan doen. “Want uit werken der wet zal geen vlees [=geen enkel sterfelijk mens] gerechtvaardigd worden” (Gal.2:16) Zondaren worden “om niet gerechtvaardigd, uit Gods genade, door de verlossing in Christus Jezus” (Rom. 3:23-24). Vrede met God ontvang je niet door goed je best te gaan doen, door een streng dieet te gaan houden, door de sabbat en de Joodse feesten te gaan vieren of je schuld met aalmoezen af te kopen, maar door je vertrouwen te stellen op de Here Jezus (Rom. 5:1-2). Voor de rijke dames in de provincie Asia was die boodschap echter véél te eenvoudig. Zij zochten hun heil liever bij wetspredikers dan bij de leraar van de volken. Ook nu De passage uit Paulus’ laatste brief, die op het eerste gezicht erg vrouwonvriendelijk lijkt te zijn, is dus in werkelijkheid een geheel correcte beschrijving van de situatie waarmee Timotheüs te maken zou krijgen. Maar het gedachtegoed dat Paulus afwees is van alle tijden. Ook nú zijn er nog christenen, die aan Gods genade niet genoeg menen te hebben. Ze denken allerlei dingen tot hun verlossing te moeten bijdragen. Ze beweren, dat een mens wordt gerechtvaardigd uit Gods genade én uit bepaalde werken die elke gelovige moet doen. Ze verzetten zich tegen de prediking van Gods onverdiende goedheid, en staan zodoende “de 136
138 Online Touch Home