145

het verkeerde door in alle gemeenten op Kreta de tien geboden te laten voorlezen. Hameren op de geboden zou volgens Paulus een averechts effect hebben. Door wetsprediking wordt de zonde niet ingeperkt, integendeel: de wet is door God gegeven opdat de overtreding zou toenemen (Rom. 5:20, Gal. 3:19). Voor stervelingen bewerkt de wet geen gerechtigheid, maar toorn (Rom. 4:15). Zodra het gebod komt leeft de zonde op (Rom. 7:711). Alleen Gods genade is in staat om ons de goddeloosheid en wereldse begeerten te doen verzaken. “Verzaken” betekent: “niet langer doen”, “niet nakomen”, “nalaten”, “afzweren”, “verloochenen”, “verwaarlozen” of “afwijzen”. Het werkwoord arneomai, dat Paulus gebruikte, is afgeleid van het voorzetsel a (“niet”) en het werkwoord rheoo (“zeggen” of “doen”). Gods genade brengt teweeg dat de greep van wereldse begeerten op ons leven zwakker wordt. Wat voor de wereld aantrekkelijk is, waar het verlangen van onze omgeving naar uitgaat, dat vinden wij dankzij Gods genade steeds minder interessant. Zoals Paulus nog zal gaan uitleggen, wordt dit veroorzaakt door het feit dat God er ons andere verlangens voor in de plaats geeft. Goddeloosheid “Goddeloosheid” is de Nederlandse vertaling van het Bijbelwoord asebeia. Letterlijk betekent dat: “geen verering”. Wie goddeloos is houdt met God geen rekening, of spot in zijn doen en laten met Hem. Een goddeloze weet wel dat er een God is, maar weigert om Hem als God te verheerlijken of te danken (Rom. 1:18-21). Goddeloosheid is een kwaadaardige aandoening; onder invloed van allerlei “wind van leer” woekert ze voort als kanker (2 Tim. 2:16). Goddeloosheid is een ziekte waarvan mensen zichzelf niet kunnen bevrijden. Zelfs het volk waaraan God Zijn wet heeft gegeven, zal er pas van worden bevrijd wanneer de Ene “de goddeloosheden van Jakob afwendt” en “hun zonden wegneemt” (Rom. 11:26-27). 144

146 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication