David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen” (Luk. 1:32-33) Volgens Paulus werd de genade van God pas openbaar bij de kruisiging van de Messias. Die genade verscheen toen Jezus “Zichzelf voor ons gegeven heeft” (Titus 2:11,14). Hij gaf Zich door vrijwillig naar het kruis te gaan. Tegen Zijn discipelen had Hij gezegd: “De Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Matth. 20:28). “Ik ben het levende brood… en het brood dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld” (Joh. 6:51). “Ik zet mijn leven in voor de schapen” (Joh. 10:15) De haat die de mensheid tegen de Schepper koestert is zó groot, dat men Zijn Beeld aan een kruis nagelde. Maar God rekende de wereld haar overtredingen niet toe (2 Kor. 5:19). De Gekruisigde bad om vergeving voor Zijn moordenaars, die Hem bespotten en haatten. Zó werd Gods genade openbaar. Het verschijnen van die genade leidde tot de bekering van een terechtgestelde misdadiger (Luk. 23:40-43), van een Romeinse hoofdman en van vele toeschouwers (Luk. 23:47-49). Want Gods genade heeft kracht. God verandert mensen Paulus legt voortdurend nadruk op het feit, dat de Messias mensen verlost van hun wetteloosheid, hen reinigt en bruikbare dienaren van hen maakt. Mensen kunnen zichzelf niet reinigen of zich van zonden bevrijden. Zondaren nemen niet zelf het besluit om zich te bekeren: ze worden door God bekeerd. Zo 150
152 Online Touch Home