de ongelovigen in onze omgeving er niet van wilden weten”. Zo arglistig is ons hart. Pleitte onze bereidheid om redding te aanvaarden in ons voordeel? Onderscheidden we ons in dat opzicht gunstig van de wereld? Laten we eens goed naar Paulus luisteren: Ook wij waren eens “dood in zonden en misdaden” (Efe. 2:1). Niet ernstig verzwakt, maar dóód. Niet hulpbehoevend, maar volslagen machteloos! Denken we dat onze bereidheid om lege handen op te heffen een prestatie was? En dat onze bereidheid om God te dienen op ons conto kan worden geschreven? Dan moeten we ons door Paulus laten gezeggen. Aan de Filippenzen schreef hij: “Blijft... uw behoudenis bewerken met vreze en beven, want God is het, die om Zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt” (Fil. 2:12-13). Ook de “goede wil” is dus van God afkomstig – daarom is zij goed. Heilige Geest Niets van onszelf, maar alles van God. Niet grotendeels genade, maar voor honderd procent. Geen greintje roem of eer voor ons. Wie roemt, roeme in de Here (1 Kor. 1:31, 2 Kor. 10:17). Wij kunnen alleen maar roemen in het kruis van Christus (Gal. 6:14). Word je daar niet ontzettend somber van? Is dat geen negatief zelfbeeld? Doet zo’n leer geen afbreuk aan de menselijke waardigheid? Is dat geen excuus om je verantwoordelijkheid te ontlopen? Of een vrijbrief om er maar eens lekker op los te zondigen? Gods antwoord luidt: “Volstrekt niet! (Rom. 6:1). Want Ik geef de Heilige Geest aan allen die er Mij om vragen (Luk. 11:13). Wie de naam van Christus aanroept, zal worden behouden (Han. 2:21). Ik was het, die uw ogen opende voor de waarheid van de Schrift”. Zulke vragen stellen we omdat we naar eigen roem streven. Uit de problemen die we opwerpen en de antwoorden die we geven, 21
23 Online Touch Home