Al mag een prediker van “werken der wet” niet worden nagevolgd en al mag er niet naar hem worden geluisterd, als zo iemand in nood verkeert, behoort hij te worden geholpen. Christenen behoren goed te doen aan allen. Ze zijn zelfs geroepen om hun vijanden lief te hebben. “Want zó is het de wil van God, dat gij door goed te doen de mond snoert aan de onwetendheid van de onverstandige mensen, als vrijen en niet als mannen, die de vrijheid misbruiken tot dekmantel voor hun kwaadwilligheid, maar als dienaren Gods” (1 Petrus 2:1516) Het meest kan men echter goeddoen aan “geloofsgenoten”. Dat wil zeggen: aan mensen die alles van God verwachten en niets van hun eigen vrome werken. Want met zulke geloofsgenoten kan men niet alleen het materiële maar ook het geestelijke delen. En zulke mensen zullen mét ons “wanneer het eenmaal tijd is, oogsten”: het eeuwige leven in de toekomstige eeuw (Luk.18:30, SV, NBG51). Besluit Wanneer we ons op godsdienstig terrein inspannen en ons aan bepaalde godsdienstige gebruiken onderwerpen met de bedoeling om daardoor bij God in aanzien te stijgen, iets van Hem te ontvangen, of in heiliging toe te nemen, dan “zaaien we in eigen vlees”. Ook wanneer we een goede daad verrichten met een bijbedoeling wordt er in het vlees gezaaid. We hebben dan geen loon bij God in de toekomstige eeuw (Mat.6:1-18). Wie in eigen vlees zaait zal geen goede vrucht binnenhalen. Uit “vlees”, dat wil zeggen: uit de inspanningen van een sterfelijk mens, kan niets anders ontstaan dan verderf. Wanneer we echter ons vertrouwen vestigen op God en Zijn Zoon Jezus Christus, niets verwachten van onze eigen keuzes of inspanningen maar God door ons laten werken en Hem lof 55
57 Online Touch Home