105

De Vader heeft zijn goddelijke majesteit bewezen door de Messias, die zich in het graf bevond, uit de doden op te wekken. 168 Christus’ dood aan het kruis was een sterven-voor-de-zonde 169. Door zijn dood nam Hij de “oude mens”, de oorspronkelijke, sterfelijke mensensoort, weg. Hij stond op om ons nieuw leven te kunnen geven. Wie met Hem is verenigd heeft niet alleen deel aan zijn dood, maar ook aan zijn opstanding. Zoals Christus “door de majesteit des Vaders” is opgewekt uit de doden, zo mogen gelovigen ook “in nieuwheid des levens wandelen”. Als gestorvenen zijn ze nergens toe in staat, maar God kan hen doen leven. En het goede bericht is dat Hij dat ook zál doen. Volkomen werkelijkheid zal dit pas worden wanneer de lichamen van de gelovigen zijn verlost, dat wil zeggen dat deze mensen zijn opgestaan uit de doden 170. Maar in de tegenwoordige tijd kan er al iets van zichtbaar worden. Door Gods Geest openbaart het opstandingsleven van Christus zich in allen die aan Hem zijn verbonden 171. Kort samengevat: 1. In Romeinen 6 spreekt Paulus over een “doop tot in Christus” die tevens een “doop-tot-in-zijn-dood” is. 168 In de grondtekst van Rom.6:4 staat ek nekroon. Niet: “uit de dood”, maar “uit de doden”. Christus werd opgewekt “van tussen de doden uit”. Hij kwam tot onvergankelijk leven, terwijl dat met de overige doden (nog) niet gebeurde. 169 Rom.6:2. 170 Vgl. Rom.8:11 en 23. 171 Volgens Rom. 6:7-14 (met name de verzen 12 tot 14) kunnen gelovigen die nog in hun sterfelijk lichaam verkeren zich door God ten dienste van de gerechtigheid (=voor rechtvaardige doeleinden) laten gebruiken. Zie ook Efe. 2:10. 120

106 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication