133

Eén doop “Als gevangene in de Here vermaan ik u dan te wandelen waardig der roeping, waarmede gij geroepen zijt, met alle nederigheid en zachtmoedigheid, en elkander in liefde te verdragen, en u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes: één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen” (Efeze 4:1-6) In de brief aan de Efeziërs beschrijft Paulus de “eenheid des geestes”: de geestelijke eenheid die God binnen het lichaam van Christus heeft geschapen en die christenen behoren te bewaren. Deze eenheid is zevenvoudig van aard. Als zesde aspect van eenheid noemt de apostel “één doop”. Velen hebben daarbij gedacht aan de doop die Johannes predikte, de “doop der bekering tot vergeving van zonden” die ook door de discipelen van Jezus werd bediend 207. De geloofsbelijdenis van Nicea zegt: “Ik belijd één doop tot vergeving der zonden” Volgens velen is die éne doop de waterdoop. Uit het tekstverband in Efeze 4 blijkt echter, dat Paulus niet sprak over iets dat de gelovige moet dóen of aan zich moet láten doen, maar over iets dat God heeft gedáán. “Eén Here” is de kern van zijn betoog. “Eén hoop” staat tegenover “één geloof”, “één Geest” tegenover “één doop”, en “één lichaam” tegenover “één God en Vader van allen”. Het betoog van de apostel in Efeze 4:4-6 heeft de vorm van een chiasma of kruisstelling (zie het volgende schema). 207 Zie b.v. Hand.8:26-40. 153

134 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication