In deze teksten wordt er niet over een doop met water in de naam van Christus gesproken, maar over een doop in Christus zélf. Een doop, waardoor gelovigen bij Hem werden ingelijfd, zodat zijn dood de hunne, en zijn opstanding de hunne is geworden. Over het geestelijk karakter van die doop laat Paulus geen enkele twijfel bestaan: “Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt” (1 Kor.12:13). “Eén lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de éne hoop uwer roeping, één Here, één geloof, één doop” (Efe.4:4-5). Wat in de brief aan de Kolossenzen en in vele andere brieven van het Nieuwe Testament wordt onderwezen zouden we als volgt kunnen samenvatten: 1. De christenheid kent allerlei “dopen”: door onderdompeling, besprenkeling of begieting, éénmaal of driemaal herhaald, in de naam van Christus of van Vader, Zoon en heilige Geest, van zuigelingen of van volwassenen. Over zulke dopen schrijft Paulus niet. Hij heeft het over DE doop (Kol.2:11): de éne doop die ons verenigt met Christus in diens dood en opstanding. Een doop die alle gelovigen gemeenschappelijk hebben. 2. De apostel spreekt niet over een inzetting, waaraan christenen zich behoren te onderwerpen, maar over een voldongen feit waarvoor zij de Here mogen danken. Een volbracht werk, dat helemaal áf is (“Gij hebt de volheid verkregen in Hem…” Kol.2:10). 164
143 Online Touch Home