15

“Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” (Johannes 7:37). De evangelieschrijver plaatst bij deze woorden een verklarende voetnoot: “Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was” (Johannes 7:38-39) Toen de Here sprak over “levend” (=stromend) water, was dat beeldspraak. Hij vergeleek Gods Geest met snelstromend, zuiver, fris en gezondmakend water. Ook de apostel Paulus maakte deze vergelijking. Aan de gemeente van Korinthe schreef hij: “Wij allen zijn in één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden hetzij Grieken, hetzij slaven hetzij vrijen, en ons allen is van één Geest te drinken gegeven” (1 Korinthe 12:13, Telos) Paulus vergeleek de Geest met water dat de dorst van het menselijk hart kan lessen. Wie bij Christus horen, mogen dat water drinken. Over zulk “levend water” heeft de Heer bij de Jakobsbron in Samaria eens gezegd: “Indien gij wist van de gave Gods, en wie het is, die tot u zegt: Geef mij te drinken, gij zoudt het Hem gevraagd hebben, en Hij zou u levend water hebben gegeven... Wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven” (Johannes 4:10,13-14). De “gave Gods” is het water van de Geest. Dat water lest onze diepste dorst, aangezien het ons contact met God herstelt. 19

16 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication