28

Samenvattend kunnen we zeggen: 1. De doop met water, die Johannes voltrok, was niet een “sacrament” dat automatisch vergeving van zonden te weeg bracht. Wie naar Johannes toekwam om zich te laten dopen, drukte daarmee uit dat hij een zondaar was die vergeving van zonden nodig had en voor zijn reiniging vertrouwde op de komende Messias 32. 2. Johannes weigerde om mensen te dopen die zichzelf rechtvaardig waanden en onder valse voorwendsels naar hem toe kwamen, zoals de Farizeeën en de Sadduceeën. 3. Er is een groot verschil tussen de “doop der bekering tot vergeving van zonden” die Johannes predikte en de waterdoop zoals die tegenwoordig wordt bediend. Katholieken en anglicanen, luthersen en gereformeerden dopen zuigelingen die “het onderscheid niet kennen tussen hun rechterhand en hun linkerhand” 33, dus nog niet tot handelen in staat zijn en zich nog nergens van kúnnen bekeren. Voorstanders van doop-op-belijdenis, zoals baptisten en pinkstergelovigen, dopen mensen die Christus al hebben aangenomen en al vergeving van zonden hebben ontvangen. Maar in Johannes’ tijd werd de bevolking van Judéa gedoopt in afwachting van de Messias die nog komen moest. Hij zou vergeving van zonden tot stand brengen. Hij zou hen “dopen in heilige Geest” en hun het nieuwe leven schenken. 32 Vgl, Mal. 3:1-4. 33 Jona 4:11 33

29 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication