36

De evangelieschrijver plaatst bij vs.1 een verrassende kanttekening: “... hoewel Jezus zelf niet doopte, maar zijn discipelen” (Johannes 4:2) Hieruit blijkt dat er in de discipelkring werd gedoopt, maar dat de Heer zélf niet doopte. Op het eerste gezicht is dat een vreemde mededeling. Wat wil Johannes ons hiermee duidelijk maken? Als de doop van groot belang is om ons geloof te onderhouden, om ons de belofte van het evangelie te doen verstaan en die aan ons te verzegelen 48, waarom liet Jezus het dopen dan aan zijn discipelen over? Hij ging toch rond, “goed doende en allen genezende die van de duivel overweldigd waren?” 49. Als de doop een genademiddel is om het geloof van bekeerlingen te versterken, dan is het heilzaam om niet alleen te prediken maar om ook te dopen. Waarom doopte Jezus dan niet? Het antwoord op die vraag is erg eenvoudig: “Jezus doopte niet zelf... omdat Hij het onderscheid tussen zich en zijn voorloper niet wilde uitwissen: Hij... behield voor zichzelf het dopen met de Geest” 50 De Messias was gekomen om Gods beloften te bevestigen 51. Hij kwam om de wet en de profeten te vervullen 52 en de werkelijkheid te schenken waarnaar de schaduwen vooruit wezen 53. Hij kon onmogelijk zelf een schaduwachtig ritueel voltrekken, want dan zou Hij zijn roeping ontrouw worden en 48 Aldus de gereformeerde belijdenisgeschriften. 49 Hand.10:38. 50 J. van Andel, Johannes’ Evangelie aan de Gemeente toegelicht, Leiden 1900, p.85. 51 2 Kor.1:20, Rom.15:8. 52 Mat.5:17. 53 Kol.2:17. 43

37 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication