42

Ik moet gedoopt worden... “Ik moet gedoopt worden met een doop, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is” (Lukas 12:50) “Kunt gij de beker drinken, die Ik drink, of met de doop gedoopt worden, waarmede Ik gedoopt word? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen het. Jezus zeide tot hen: De beker, die Ik drink, zult gij drinken en met de doop, waarmede Ik gedoopt word, zult gij gedoopt worden” (Markus 10:38-39) Ondanks de tekenen die Hij deed 65 kreeg onze Heer te maken met groeiende oppositie, met name van de Joodse leiders. Sommige Farizeeën beweerden openlijk dat Hij demonen uitdreef omdat Hij een handlanger was van Beëlzebub 66. In antwoord op zulke aantijgingen begon de Meester zijn leerlingen te waarschuwen dat het volk Israël zich niet unaniem achter Hem zou scharen. Zijn komst zou geen vrede brengen maar verdeeldheid. Er zou een kloof ontstaan binnen families en gezinnen. De ene helft zou Hem volgen en de andere helft zou fel tegen Hem zijn gekant 67. Voor de discipelen moet dit een schokkende mededeling zijn geweest. Zou de Messias falen in zijn missie? 68 Zou Hij geen koning worden over Israël? Zou Hij niet het rijk van vrede brengen waarvan de profeten en de psalmdichters hadden gesproken? 69 65 Luk. 4:38-44, 5:12-26, 7:1-17, 8:26-56, 9:37-43 66 Luk. 11:15, Mat.9:34 67 Luk. 12:49-53 68 Petrus had – als woordvoerder van de discipelkring – al geconcludeerd dat Jezus de Messias is. Ook had de verheerlijking op de berg al plaatsgevonden (zie Luk. 9:20, 28-36). 69 zie b.v. Jes.2:4, Psalm 72:7 49

43 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication