52

Dopen – waarin en door wie? Bekende bijbelgedeelten lezen we met een gekleurde bril. We kennen de verhalen al sinds onze vroegste jeugd – uit de kinderbijbel, het onderwijs op de basisschool, en de zondagse preken. We gaan ervan uit dat we weten wat er staat en dat onze opvattingen overeenstemmen met “wat de Bijbel leert”. Lukas 2 wordt op elk Kerstfeest voorgelezen en Handelingen 2 op elke Pinksterdag. Wanneer Petrus aan het eind van zijn toespraak zegt: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen” (Handelingen 2:38, NBG), dan stellen we het ons levendig voor. Een mensenmassa die naar voren komt en zich laat dopen. Zodat er op één dag drieduizend nieuwe leden tot de “kerk” toetreden. Een buitengewoon succesvolle evangelisatiedienst! Het is schokkend om te moeten leren dat dit beeld niet klopt. “Een ieder van u late zich dopen” is niet wat er in de oorspronkelijke tekst staat. En de Joden die Petrus toesprak moesten niet drie dingen doen (“zich bekeren – zich laten dopen – uitzien naar de komst van de Geest”), maar slechts één ding. Ze moesten van gedachten veranderen over de rabbi uit Nazareth. De Statenvertaling en de Telosvertaling hebben Petrus’ woorden nauwkeuriger weergegeven. Er staat in het Grieks: “Bekeert u en wordt gedoopt, ieder van u, op de naam van Jezus Christus tot vergeving van zonden en ontvangt de gave van de heilige Geest” 61

53 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication