57

De gave Gods In het Nieuwe Testament worden er allerlei uitdrukkingen gebruikt die betrekking hebben op de doop met de Geest. De eerste daarvan vinden we in het Johannes-evangelie: “Jezus antwoordde en zei tot haar: Als u de gave van God kende en wie Hij is die tot u zegt: Geef mij te drinken, dan zou u aan Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water hebben gegeven… Ieder die van dit water 112 drinkt, zal weer dorst hebben, maar ieder die drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst hebben, maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een bron van water dat springt tot in het eeuwige leven” (Johannes 4:10,13-14) Wanneer we in Johannes’ evangelie verder lezen, dan blijkt wat onder de “gave van God”, het geschenk van het “levende water”, moet worden verstaan. In het zevende hoofdstuk krijgen we te horen: “En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus op en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden” (Johannes 7:37-39) De uitdrukkingen “gave van God” en “levend water” hebben dus betrekking op de heilige Geest 113. Op de Pinksterdag gebruikte Petrus dezelfde uitdrukking toen hij zijn volksgenoten toesprak: 112 Dat wil zeggen: water uit de put van Jakob. 113 Bij het schrijven van dit hoofdstuk heb ik me laten inspireren door J.D.G.Dunn, A Note on Doreaa, Expository Times 81:349-351,1970. Een beknopt, maar prachtig artikel dat veel stof tot nadenken biedt. 67

58 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication