94

2. Uit het tekstverband blijkt, dat met het “huis” van de cipier het huis van bewaring is bedoeld. “Allen die in zijn huis waren” zijn: alle gevangenen. Die hadden de apostelen Gods lof horen zingen, en dat had diepe indruk op hen gemaakt. Ze hadden de lofzang ter harte genomen (Hand.16:25). Hun ontzag voor de apostelen was zó groot dat ze niet de wijk namen toen de gevangenisdeuren opengingen maar bij Paulus en Silas bleven (Hand.16:27-28). Toen de apostelen “het woord Gods spraken”, luisterden zij aandachtig. 3. Paulus en Silas zeiden dat de cipier (en de gevangenen) gered konden worden door hun vertrouwen te stellen op de Here Jezus. Die had gezegd dat Johannes in water doopte maar dat Hij zou dopen in heilige Geest (Hand.1:5, vergl.11:16). Omdat de apostelen in het gevangenhuis Joël 2:32 citeerden, dachten zij bij het woord “doop” beslist aan de geestesdoop (vgl. Joël 2:28 en Hand.19:2,3). 4. Uit het woord “terstond” blijkt dat alle huisgenoten op hetzelfde ogenblik werden gedoopt. Bij een doop door mensenhanden is dat onmogelijk, maar wanneer de doop in de Geest ergens plaatsvond werden alle aanwezigen (wachtende discipelen, gelovige huisgenoten) tegelijkertijd gedoopt (vgl. Hand.2:4, 10:44). 5. Uit het slot van het verhaal (“Hij jubelde met heel zijn huis, omdat hij God geloofde”, Hand.16:34) blijkt dat de cipier en alle gedetineerden Gods Geest hadden ontvangen. Blijdschap is immers een vrucht van de Geest (Hand.13:52). 108

95 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication