18

Waar genade het overneemt Kolosse 3 19 Gij mannen, hebt uw vrouwen lief, en wordt niet verbitterd tegen hen. Uw vrouwen … dat staat hier letterlijk in het meervoud, maar dat komt omdat de mannen, eveneens meervoud, worden aangesproken (dat hier geen verwarring over bestaat). Wat er met een man gebeurt, op het moment dat hij, bij al wat hij doet in woord of werk, God, de Vader, gaat danken in alles, is: dat het zo gemakkelijk maakt om zijn vrouw lief te hebben; haar de ruimte te geven, haar een vrouw laat zijn, een echtgenote. De NBG-vertaling zegt hier: “… en weest niet ruw tegen haar”, maar letterlijk staat daar het woord ‘bitter’. Een man zou niet bitter zijn. Daarbij is het tevens van belang, dat hij zelf die genade kent. Want als je Gods genade niet kent, weet je wat er dan gebeurt? Dan ben je wél bitter. Als je goed oplet dan zie je, in alle dingen die Paulus opsomt in Kolosse 3 vanaf vers 18, ook de connectie met vers 17 en het nog weer daar voorgaande. Daarom ben ik er zo faliekant op tegen om dat tekstgedeelte uit elkaar te halen. Dan begrijp je het niet meer. Het gaat juist om die dankzegging in alles. En als je die dankzegging kent, die vreugde, dan is daar dus geen bitterheid in. Maar als er bitterheid in het hart is, wat komt er dan uit? Zoals een man, die ik heel goed ken, altijd zegt: “Het vat geeft uit wat er in zit.” Ja, logisch! Er kan niet iets uitkomen wat er niet eerst ingebracht is. Als er genade ingebracht is, wat komt eruit? Genade! Als er bitterheid, eisen, prediking van wet (Jij moet dit!’) ingebracht zijn – als daar het hart en denken, het innerlijk, van 19

19 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication