89

Christus was. Dan had hij aan heel Israël de aanwezigheid van de langverwachte Messias moeten verkondigen, nadat het volk zelf aan Zijn voeten was geknield in aanbidding. Zelfs de valse getuigen die opdoken, werden door God gebruikt om aan de hogepriester de waarheid bekend te maken. Had hij maar oren gehad om te horen! Hij was het die probeerde de tempel van God af te breken, want Christus was de woonplaats van de Godheid Kol.2:9. Die had immers de tempel op de berg Moria al lang voor die tijd verlaten. De Sjechina lichtte niet in het huis van Herodes op; ook in de verachte Nazarener, Die voor hem stond. De hogepriester probeerde de tempel af te breken – en was succesvol. Maar hij kon hem niet weer oprichten. Christus’ opstanding op de derde dag had aan de religieuze leider van het volk moeten laten zien, dat de door hem gevonden valse getuigen de waarheid hadden gezegd Mat.26:61;27:40. Waarom antwoordde onze Heer de hogepriester niet Mat.26:62? Het zou gemakkelijk voor Hem zijn geweest om hem te ontmaskeren en daardoor Zijn leven te redden. De hogepriester had geen recht om Jezus te oordelen, zoals hij deed. God had van het volk Israël de hele politieke macht afgenomen en aan de natiën gegeven. De rechtsgang was een aanfluiting. Niet de Christus van God was schuldig, maar de hogepriester was de schuldige. Hij was niet gevolmachtigd om over de Heer te oordelen en Hem te veroordelen. Daarom wilde Deze niet uit eigen beweging bijdragen aan de karikatuur van een rechtsgang. Tenslotte moest de hogepriester de feiten onder ogen zien en zond Jezus naar de stadhouder Pontius Pilatus Mat.27:1,2. Hoe treffend toont deze scène het wangedrag van de religieuze 90

90 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication