Met woorden van Jahweh waarschuwt Mozes de man, die zijn heil toch bij afgoden meent te kunnen zoeken, voor de enorme gevolgen: “... dan zal Jahweh die man niet willen vergeven, maar zullen de toorn van Jahweh en Zijn jaloezie tegen hem ontbranden; heel de vloek die in dit boek opgetekend staat, zal op hem rusten, en Jahweh zal zijn naam uitwissen onder de hemel”.6 Dat is onder andere Achazja, Joas en Amasja overkomen.7 God heeft hun namen in de lijst van Jezus’ voorgeslacht uitgewist, anders waren zij wel tussen Joram en Uzzia genoemd.8 2.2 ... jegens andere volken Vervolgens duldt God niet dat Israël van Hem afdwaalt en evenmin dat het door andere volken en machthebbers overmeesterd wordt. Als dat toch gebeurt, is het voor een tijdsduur die overeenstemt met Zijn voornemen der eonen.9 Een treffend voorbeeld daarvan is de periode die als het dieptepunt in de Joodse geschiedenis wordt beschouwd: de zeventig jaren van de Babylonische ballingschap in de zesde eeuw vóór Christus. Deze periode was al door de profeet Jeremia voorzegd, ruim drieëntwintig jaren vóór de eerste deportatie: “Deze volken zullen de koning van Babel dienstbaar zijn zeventig ______________________ 6 Deuteronomium 29:20 7 2 Koningen 8:27; 2 Kronieken 24:20 en 25:14 8 Mattheüs 1:8 9 Efeziërs 3:11, in de wandelgangen spreekt men ook wel van “plan der eonen”. 12
11 Online Touch Home