0

JALOEZIE IN DE SCHRIFT Alfred E. Dekker Evangelie Om Niet

Colofon Titel: Jaloezie in de Schrift © Alfred E. Dekker (AED), Rotterdam, 1996, herzien in 2022. Alle rechten voorbehouden Eerste druk: maart 2023 Uitgever: Stichting Evangelie Om Niet, Papendrecht Vormgeving & technische realisatie: EON, evangelieomniet.nl Foto cover © Hemera Technologies via Canva ISBN: 978-90-8310-042-5 NUR 707 4

INHOUD VOORWOORD ……………………………………………………………………… 7 1. Zijn “jaloers” en “jaloezie” de juiste vertaalwoorden? …………… 9 2. De jaloezie van Jahweh ……………………………………………………. 11 2.1 ... jegens andere goden 2.2 ... jegens andere volken 2.3 ... gericht op Israëls heil 2.4 ... als minnenijd om Israël 2.5 ... als die van een bruidegom voor zijn bruid 3. Jaloers zijn voor Jahweh …………………………………………………. 18 3.1 De jaloezie van de Messias 3.2 (On)heilige jaloezie 3.3 Uitnodigende jaloezie 3.4 Veeleisende jaloezie 4. De felheid van menselijke jaloezie …………………………………….. 24 4.1 Slopende jaloezie 4.2 Dodelijke jaloezie 4.3 De jaloezie der Joden 4.4 Heilloze jaloezie 4.5 Jaloezie als vleesproduct 4.6 De liefde is niet jaloers ... 5

Bijbelteksten zijn aangehaald uit de NBG-vertaling 1951, tenzij door de auteur volgens de concordante methode vertaald (AED-CV). 6

VOORWOORD Wie jaloers is, laat zich niet van zijn fraaiste kant zien – vaak ook letterlijk. Denk maar aan uitdrukkingen als “schele ogen maken”, “groen, geel worden van nijd” en “door jaloezie verscheurd worden”. Jaloezie kan rampzalige gevolgen hebben voor de relatie tussen collega’s, vrienden, echtgenoten en broeders. Wat betekent het woordje “jaloers” eigenlijk? Het woord bleek via allerlei tongvallen afkomstig te zijn van een Grieks woord, zêlos. De grondbetekenis van dit Griekse woord is “zieden”. Daarmee drukt het exact de heftige emotie uit die jaloezie in het binnenste van de mens veroorzaakt. Jaloezie komt ook in de Schrift voor en blijkt daarin als een rode draad door Gods plan te lopen! 7

1. Zijn “jaloers” en “jaloezie” de juiste vertaalwoorden? In de gangbare Bijbelvertalingen is zêlos niet alleen met “jaloers” en “jaloezie” vertaald, maar ook met: “vuur”, “gloed”, “ijver”, “ijverzucht”, “hartstocht”. Wie deze vertalingen echter aan de Griekse tekst toetst, zal ontdekken dat deze woorden doorgaans vertalingen zijn van het Hebreeuwse woorden QaNÁ en QiNÁE en van de Griekse woorden zêloô en phthoneô.1 Waar u in deze uitgave de cursieve letters “jaloers zijn” of “jaloezie” tegenkomt, staat in de Hebreeuwse Schrift QaNÁ of QiNÁE en in de Griekse Schrift zêloô of zêlos. De Schrift refereert bij deze woorden aan een menselijke gemoedsbeweging inclusief de uitwerking daarvan en niet aan de uitwerking afzonderlijk (zoals bij “vuur”, “gloed”, “ijver”, “ijverzucht” of “hartstocht”). Omdat de Griekse woorden phthoneô en phthonos op een intense vorm van jaloezie slaan, heb ik daarvoor, eveneens in cursieve letters, als vertaalwoorden “benijden” en “nijd” gebruikt. In de Hebreeuwse Schrift is dat onderscheid qua woordgebruik niet zo uitdrukkelijk gemaakt. Daar bepaalt de context of er sprake is van een hevige jaloezie zoals nijd. ______________________ 1 Hebreeuwse en Griekse lettertekens zijn weergegeven zoals in publicaties van het Concordant Publishing Concern gebruikelijk is. 9

In schema weergegeven: Grondtekst QaNÁ QaNÁ zêloô zêlos phthoneô phthonos Strongnr. 07065 07065 02206 2205 5354 5355 Vertaalwoord jaloers zijn, nijd koesteren jaloezie, nijd jaloers zijn jaloezie nijd koesteren nijd 10

2. De jaloezie van Jahweh In de Schrift komt God naar voren als Een die als een mens denkt en voelt. Dat berust op een stijlfiguur die Hij gebruikt om Zich jegens ons zo helder mogelijk uit te drukken: antropopathisme. Als Jahweh zegt “Uw nieuwemaansdagen en uw feesten haat Ik met heel Mijn ziel, zij zijn Mij een last. Ik ben moede ze te dragen”2 weet iedereen hoe laat het is. Hetzelfde geldt voor de Schriftplaatsen waar sprake is van de jaloezie van Jahweh. Klaarblijkelijk kan ook God laaiend jaloers zijn … 2.1 ... jegens andere goden Allereerst duldt Hij geen andere goden naast Zich en zegt dat op niet mis te verstane wijze: “Want gij zult u niet nederbuigen voor een andere god, immers de Jahweh, Wiens naam Jaloerse is, is een jaloerse El”.3 Daarom noemde Hij bij Ezechiël het afgodsbeeld dat in de Tempel was opgesteld “het voorwerp van jaloezie, dat jaloezie opwekt”.4 Daaraan moet Paulus hebben gedacht toen hij de Corinthiërs het bevel “Ontvlucht de afgoderij!” gaf en hen de vraag stelde: “Of willen wij de Heer tot jaloezie wekken?”5 ______________________ 2 Jesaja 1:14 3 Exodus 34:14 4 Ezechiël 8:3 en 5 5 Corinthiërs 10:14 en 22; jaloezie < parazêlos. 11

Met woorden van Jahweh waarschuwt Mozes de man, die zijn heil toch bij afgoden meent te kunnen zoeken, voor de enorme gevolgen: “... dan zal Jahweh die man niet willen vergeven, maar zullen de toorn van Jahweh en Zijn jaloezie tegen hem ontbranden; heel de vloek die in dit boek opgetekend staat, zal op hem rusten, en Jahweh zal zijn naam uitwissen onder de hemel”.6 Dat is onder andere Achazja, Joas en Amasja overkomen.7 God heeft hun namen in de lijst van Jezus’ voorgeslacht uitgewist, anders waren zij wel tussen Joram en Uzzia genoemd.8 2.2 ... jegens andere volken Vervolgens duldt God niet dat Israël van Hem afdwaalt en evenmin dat het door andere volken en machthebbers overmeesterd wordt. Als dat toch gebeurt, is het voor een tijdsduur die overeenstemt met Zijn voornemen der eonen.9 Een treffend voorbeeld daarvan is de periode die als het dieptepunt in de Joodse geschiedenis wordt beschouwd: de zeventig jaren van de Babylonische ballingschap in de zesde eeuw vóór Christus. Deze periode was al door de profeet Jeremia voorzegd, ruim drieëntwintig jaren vóór de eerste deportatie: “Deze volken zullen de koning van Babel dienstbaar zijn zeventig ______________________ 6 Deuteronomium 29:20 7 2 Koningen 8:27; 2 Kronieken 24:20 en 25:14 8 Mattheüs 1:8 9 Efeziërs 3:11, in de wandelgangen spreekt men ook wel van “plan der eonen”. 12

jaren”.10 Dit waren de woorden die bijna een eeuw later door Daniël werden gelezen en hem tot een gebed van diepe verootmoediging voor God bewogen.11 Inderdaad liet Cyrus, koning der Perzen, de Joden enkele jaren nadien naar hun land terugkeren en stelde hij hen in staat Jeruzalem en de Tempel te herbouwen. De naam van deze vorst was ongeveer honderdvijftig jaren vóór zijn aantreden al door de profeet Jesaja genoemd in zijn Hebreeuwse versie: Korêsh.12 Ook de bewoordingen waarin Cyrus de betreffende proclamatie liet opstellen, zijn in de profetieën van Jesaja terug te vinden. Weliswaar vermeldt de Schrift dit niet als reden, maar zou het niet waarschijnlijk zijn dat Cyrus’ geest juist door het lezen van dit woord des Heren werd opgewekt?13 2.3 ... gericht op Israëls heil Tijdens de ballingschap trad de profeet Ezechiël naar voren. In zijn boekrol en in die van Jesaja laat Jahweh nadrukkelijker dan elders weten hoe belangrijk Zijn jaloezie voor zijn volk is. Dat is geen toeval, want beide profeten verkondigen Gods hartenzaken. In de profetieën van Jesaja springt Israëls verlossing als thema eruit en in die van Ezechiël Israëls herstel. God duldt niet dat iets of iemand Hem ______________________ 10 Jeremia 25:11 11 Daniël 9:2 en volgende. 12 Jesaja 44:28 en 45:13 13 2 Kronieken 36:22-23, Ezra 1:1-2 13

daarvan tracht te weerhouden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het vaak God als “Here der heerscharen” is Die in jaloezie ontbrandt om uiteindelijk heil tot stand te brengen: “De jaloezie van Jahweh Tzebaóth zal dit doen!”14 Treffende voorbeelden daarvan zijn bij Jesaja te vinden die, waar hij de komst van de Messias en het duizendjarige rijk profeteert, Jahweh beschrijft als een krijgsman die jaloezie opwekt en Die over Zijn wapenrusting jaloezie als mantel draagt.15 Een ander voorbeeld is te lezen in de boekrol van Ezechiël waar diezelfde jaloezie Adonai Jahweh doet afrekenen met Gog wanneer die in het land van Israël komt.16 Een profeet uit de tijd dat de ballingschap ten einde liep was Zacharia, een tijdgenoot van Ezra en Nehemia. Ook hij heeft belangrijke gebeurtenissen voorzegd, vooral heilsfeiten die met het duizendjarige rijk verband houden: “Zo zegt Jahweh Tzebaóth: Ik was jaloers om Sion met grote jaloezie, met grote vurigheid was ik jaloers om haar. Zo zegt de Jahweh: Ik zal terugkeren tot Sion en Ik zal wonen midden in Jeruzalem. Jeruzalem zal De Ware Stad en de berg van Jahweh Tzebaóth zal De Heilige Berg genoemd worden”.17 ______________________ 14 Jesaja 9:7 15 Jesaja 9:1-6, 42:13 en 59:17 16 Ezechiël 38:18-19 17 Zacharia 8:2-3 (AED-CV); zie ook 1:14-15 14

2.4 ... als minnenijd om Israël Het “Lied der liederen”, het Hooglied, slaat geheel terug op de liefdesrelatie die Jahweh met Zijn volk onderhoudt. In dat verband is Zijn jaloezie des te beter voor te stellen: “Hard als het dodenrijk (de sheol) is jaloezie, haar vlammen vuurvlammen, een vlammend vuur!”18 Een ander beeld geeft Jahweh aan de profeet Ezechiël, aan wie Hij Jeruzalem voorstelt als een overspelige vrouw, Oholiba.19 Uit de woorden “Ik zal mijn jaloezie tegen u geven” blijkt wel hoe diep dit afschuwelijke gedrag de Jahweh raakte.20 In Psalm 79 worden beelden opgeroepen uit de periode na Salomo’s dood tot en met de deportatie van Juda naar Babel: beelden van de ontwijding van de Tempel tijdens de regering van Rechabeam tot en met de ontwijdingen tijdens de regering van Jojakim en Jojakin, afgesloten met de verwoesting van het huis Gods en de stad door Nebukadnessar. Daarmee knoopt de psalm aan bij een geschiedenis van ongeveer 380 jaren, waarin koning en volk afwisselend aan Jahweh trouw en ontrouw zijn. Geen wonder dat de psalmist Hem smeekt: “Reken ons de ongerechtigheid der voorvaderen niet toe” (v.8). Hij weet precies hoe Jahweh tegenover Zijn volk staat: “Hoelang nog, o Jahweh, zult Gij voortdurend toornen, zal Uw jaloezie branden als een vuur?” (v.5) Maar wie Gods voornemen der eonen kent, weet het antwoord op deze vraag en ook welk ontzagwekkend heil Hij voor Israël heeft weggelegd. ______________________ 18 Hooglied 8:6 (AED-CV) 19 Ezechiël 23:4 Oholibah betekent “Mijn tent/tabernakel bij haar”. 20 Ezechiël 23:25 (AED-CV) 15

2.5 ... als die van een bruidegom voor zijn bruid Want de jaloezie van Jahweh werkt per saldo heil uit, in het bijzonder voor Israël, Zijn oogappel. Zo is het ook aan deze speciale jaloezie te danken dat ook wij, geroepenen uit de heidenen, bij God in beeld zijn gekomen. Daarvan getuigt Paulus in de Romeinenbrief door onder meer op de volgende tekst in te haken: “Zij hebben Mij jaloers gemaakt op een niet-God ... Ik zal hen jaloers maken op een niet-volk ...”.21 (Daarop zal ik in het laatste hoofdstuk verder ingaan.) Is Israël daarmee voor God van het toneel verdwenen? Integendeel, Hij zal doen wat mensen niet vermochten: de oprichting van het beloofde “koninkrijk der hemelen”. De Heer ziet Israëls toekomst niet als de ontrouwe, overspelige vrouw die het steeds jegens Hem was, maar vernieuwd en verjongd als Zijn bruid. De bekendste vergelijking van de Messias met een bruidegom en van Israël met een bruid is aan het slot van hoofdstuk 61 van de profetieën van Jesaja te vinden. Het is dan ook niet voor niets dat onze Here Jezus Christus juist uit dat gedeelte van de Schrift citeert, wanneer Johannes de Doper vraagt: “Zijt Gij de Komende of hebben wij een ander te verwachten?”22 Johannes moet dat onmiddellijk begrepen hebben, juist omdat hij al eerder naar Jezus had verwezen toen hij tegenover zijn volgelingen verklaarde: “Die de bruid heeft, is de ______________________ 21 Deuteronomium 32:21 en Romeinen 10:19 22 Mattheüs 11:2-6 16

bruidegom”.23 Even doelbewust las Hij dezelfde tekst voor in de synagoge te Nazareth. Later zou ook Petrus bij Cornelius deze profetie in herinnering roepen.24 De Joden en proselieten die Jezus Christus toen al geloofden, behoren tot die bijzondere uitgeroepen gemeente die exclusief als de bruid van het Lam wordt voorgesteld. De uiterste vervulling van Jesaja’s profetie over de Bruidegom en Zijn bruid is door Johannes op Patmos gezien, toen hij in de geest meegevoerd werd naar een bijzondere periode volgende op de dag van de Heer, de dag van God: “En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, neerdalende vanuit (ek) de hemel, vanaf (apo) God, getooid als een bruid die voor haar man versierd is.”25 Dit nieuwe Jeruzalem, de woonplaats voor de twaalf stammen van Israël op de nieuwe aarde, komt uit de hemel vandaan. Wie goed let op wat daar geschreven staat, zal inzien dat dit nooit als bewijs voor de traditionele “hemel” kan gelden. ______________________ 23 Johannes 3:29 24 Handelingen 10:38 25 Openbaring 21:2 17

3. Jaloers zijn voor Jahweh In de Psalmen staat “Mijn jaloezie deed mij vergaan”, gevolgd door de reden: “omdat mijn tegenstanders Uw woorden vergaten”.26 Daarmee komen wij in de Schrift nog een andere vorm van jaloezie tegen: die waarmee de mens God zijn aanhankelijkheid betoont! 3.1 De jaloezie van de Messias In Psalm 69 geeft ook David blijk van jaloezie voor Jahweh: “want de jaloezie van Uw huis heeft mij verteerd”.27 Dit psalmwoord werd door onze Heer Jezus Christus vervuld op de derde dag van Zijn bediening op aarde. Daarom haalt de evangelist Johannes dezelfde woorden aan nadat hij beschreven heeft hoe Jezus de Tempel in de dagen vóór het Pascha reinigt van geestelijk zuurdeeg, belichaamd in de aanwezige wisselaars en verkopers van offerdieren.28 Bij die gelegenheid kondigde Hij Zijn opwekking uit de doden aan, terwijl niemand toen besefte dat God juist Hem en niet de Tempel tot woning had verkozen. De profeet Ezechiël was er bijna zes eeuwen eerder getuige van geweest hoe de heerlijkheid Jahweh de Tempel had verlaten.29 Zij ______________________ 26 Psalm 119:139 (AED-CV) 27 Psalm 69:9 (AED-CV) 28 Lucas 24:44-47 29 Ezechiël 10:18-19 en 11:22-23 18

waren echter blind voor de heerlijkheid die in de persoon van onze Here Jezus Christus vóór hen stond, een “heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid”.30 Het tweede deel van Psalm 69 wordt door de apostel Paulus geciteerd als hij aan de Romeinen schrijft: “want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd, maar, gelijk geschreven staat: De smaadwoorden van hen, die U smaden, kwamen op mij neder”.31 Door Johannes en de overige evangelisten weten wij welke smaad onze Heer ervoer toen de Joden hem niet als de Christus, de Messias, herkenden. 3.2 (On)heilige jaloezie Een berucht koning uit de Joodse geschiedenis is Achab. Onverbrekelijk met zijn naam verbonden zijn de namen van zijn vrouw, Izebel, zijn naaste, Naboth, en Elia, zijn geweten. Onder zijn regering liep het leven van de profeet Elia voortdurend gevaar. Geen mens was echter in staat om tussen Elia en Jahweh scheiding brengen, hoe vaak men hem ook naar het leven stond. Elia had door zijn woorden, tekenen en daden, alle door en voor Jahweh, onomstotelijk bewezen dat de afgoden niets en nietig waren. Desondanks bleven Achab en de Israëlieten hen hardnekkig vereren. Toen Izebel hem om zijn acties met de dood bedreigde, moest hij vluchten. Eenmaal in de Horeb aangekomen, stelt Jahweh hem de vraag: “Wat doet gij hier, ______________________ 30 Johannes 1:14 31 Romeinen 15:3 19

Elia?” Dan blijkt de bittere teleurstelling van de profeet, die bij de aanvang van zijn vlucht al verzucht had: “Genoeg nu! Here neem mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen”. Elia antwoordt Jahweh: “Ik was jaloers met jaloezie voor Jahweh, de God der heerscharen ...” en legt zijn inspanningen naast de zwarte werkelijkheid. De vraag en het antwoord worden herhaald als Jahweh Zich voor Elia bevindt, aan de ingang van de spelonk in de Horeb. Maar dan kondigt Jahweh hem de dood van Achab en de zijnen aan en geeft hem opdracht Jehu tot koning over Israël te zalven en Elisa tot profeet in zijn plaats.32 De jaloezie en de inspanningen van een mens voor Jahweh richten nu eenmaal niets uit als Hijzelf de tijd niet rijp acht om daaraan gevolgen te verbinden. “In jaloezie voor Jahweh” roeide Jehu inderdaad het geslacht van Achab uit samen met de dienaren van Baäl. Zo maakte Jahweh de woorden die Hij tot Elia had gesproken tot in detail waar. Helaas zou de tijd uitwijzen dat Jehu zelf ook geen heilig man was en “niet nauwgezet wandelde”. Toch beloont Jahweh hem met de belofte dat zijn zonen tot in het vierde geslacht op de troon van Israël zouden zitten. En zo is het ook geschied.33 Gods woord is nimmer krachteloos. Dat is in principe wèl het geval met de “jaloezie voor Jahweh”, hoe edel de bedoeling daarvan ook moge zijn, als zij niet met Gods bedoeling strookt. ______________________ 32 1 Koningen 19:1-18 33 2 Koningen 10, in het bijzonder de verzen 16 en 31. 20

Een afschuwelijk bewijs van intense jaloezie, van nijd, die misplaatst “heilig” was, leverden de overpriesters die Jezus voor Pilatus hadden laten voorgeleiden, nadat zij al het besluit genomen hadden hem te doden.34 Gelukkig laat Jahweh in geen enkele situatie ooit de teugels glippen en blijkt hij de menselijke jaloezie, heilig of onheilig, vaak met afgrijselijke gevolgen, toch feilloos te hebben ingepast in het plan dat Hij met deze kosmos heeft. 3.3 Uitnodigende jaloezie Paulus grijpt op de geschiedenis van Elia in de Horeb terug in zijn brief aan de geliefden Gods, geroepen heiligen, die te Rome zijn. Daarin maakt de apostel duidelijk dat hij, net zomin als Elia, de enige Israëliet is, die het evangelie van God gelooft. In Elia’s tijd, toen het accent nog op werken lag, had God Zich zevenduizend mannen doen overblijven die hun knie niet voor Baäl hadden gebogen. Zo heeft God Zich ook nu, in het tijdsgewricht (kairos) dat niet door werken maar door Gods genade wordt bepaald, uit Israël een rest verkoren. Een paar jaar later zou Paulus in de zogenoemde Efezebrief schrijven dat die rest, in één Lichaam verenigd met de geroepenen uit de heidenen, zal delen in alle geestelijke zegen, in de bovenhemelse gewesten, in Christus. Paulus hoopt dat ook hij, als Israëliet, van de stam Benjamin, zoveel jaloezie opwekt dat ook andere Joden deel ______________________ 34 Mattheüs 27:18 21

willen hebben aan die wonderlijke redding die de Heer voor Zijn Lichaam in petto heeft.35 Vergelijk nu eens het evangelie, waarmee Paulus bij de Joden jaloezie hoopte op te wekken om hen zo tot Christus te trekken, met de boodschap van de schrijver van de brief aan de Hebreeën. Met “Hebreeën” bedoelen wij dat deel van de door God verkoren rest dat niet Paulus doch het onderricht van Jacobus en de twaalf andere apostelen volgde. Hun geloof zag uit op de realisatie van het koninkrijk op aarde zoals dat door de profeten verkondigd was. Zij konden dat nog niet ingaan, net als eertijds hun vaderen in de woestijn, maar moesten wachten buiten de grenzen die God aan dat rijk in de tijd gesteld had. Op deze Hebreeën is niet het evangelie Gods van toepassing; voor hen regeert niet de genade, maar de wet. In hun werken moesten zij hun gehoorzaamheid daaraan bewijzen: “En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en uitstekende werken”.36 Het is daarom heel goed te begrijpen waarom de briefschrijver later stelt: “Want volharding hebt gij nodig om, de wil van God doende, weg te dragen hetgeen beloofd is”.37 ______________________ 35 Romeinen 11:1-14 36 Hebreeën 10:24 37 Hebreeën 10:36 22

3.4 Veeleisende jaloezie De eis om uitstekende werken te doen is geen geringe. Een belangrijke consequentie daarvan is dat opzettelijke zonden zwaar worden aangerekend en, precies zoals Jahweh dat in de wet voorschrijft, met de dood worden bekocht. Voor wie een opzettelijke zonde begaat, wacht niet het koninkrijk, maar “een zekere vreselijke verwachting van oordeel en jaloezie van vuur dat zich opmaakt om de tegenstanders te eten”.38 Dat is geheel anders voor degenen die onder de regering der genade vallen: dan kan geen zonde zo groot zijn of de genade is haar al ruimschoots te boven gegaan.39 Toch blijken gelovigen het vaak moeilijk te hebben met de enorme ruimte die Gods genade hen letterlijk en figuurlijk biedt. In die ruimte is geen plaats voor eigen werken en allerlei voorwaarden. Maar of wij daarin nu sterk of zwak zijn - God heeft ons aanvaard en zo behoren wij ook elkaar te aanvaarden. Van leden van het Lichaam van Christus verwacht Paulus niet dat zij elkaar met allerlei voorschriften om de oren slaan, maar stelt daartegenover: “laat ieder in zijn eigen denken ten volle verzekerd zijn”.40 ______________________ 38 Hebreeën 10:27 en Numeri 15:30-31 39 Romeinen 5:20 - 6:1; geen “goedkope” genade! 40 Romeinen 14:5 (AED-CV) 23

4. De felheid van menselijke jaloezie Als mensen op elkaar jaloers zijn, gaat het om geheel andere zaken dan wij in de vorige hoofdstukken hebben gezien. Zulke jaloezie werkt geen heil uit, zoals bij Jahweh, is allesbehalve “heilig” en niet op Hem gericht. 4.1 Slopende jaloezie “Want Jaloezie is felheid van een man, hij kent geen mededogen in de dag van wraak” - zo staat er in Spreuken te lezen. Met “felheid” is een Hebreeuws woord vertaald dat afgeleid is van het werkwoord “heet zijn”.41 In de Schrift wordt bij jaloezie en jaloers zijn vaak een beeld van hitte en vuur opgeroepen. Bij de mens kan jaloezie inderdaad als een smeulend vuur beginnen om plotseling te veranderen in een uitslaande brand. In beide gevallen richt zij in het binnenste van de mens grote schade aan: “Een genezen hart is leven voor het vlees, jaloezie is verrotting voor de beenderen”.42 Elifaz drukte tegenover Job nog duidelijker uit: “Jaloezie doodt de onnozele”.43 In de “thora der jaloezieën”, regelde God een kwestie die bij een man buitengewoon gevoelig ligt: de gedachte dat zijn vrouw in ’t geniep, zonder getuigen en zonder betrapt te zijn, overspel heeft gepleegd. ______________________ 41 Spreuken 6:34 (AED-CV) 42 Spreuken 14:30 (AED-CV) 43 Job 5:2; “onverstandige” zou ook “lichtgelovige” kunnen betekenen. 24

Jahweh gaf aan Mozes een wet om een dergelijke, ziek makende verdenking hetzij te ontzenuwen hetzij te bevestigen. De Schrift duidt in zo’n geval de man aan als iemand over wie een “geest van jaloezie” is gekomen en bij wie zijn vrouw het voorwerp van zijn jaloezie is. Volgens deze speciale wet kan hij zijn vrouw naar de priester brengen voor een proef. Wanneer de vrouw onschuldig is, zal zij ongestraft blijven en zwanger kunnen worden.44 4.2 Dodelijke jaloezie Jaloezie kan niet alleen de innerlijke mens te gronde richten, maar eveneens een ernstige bedreiging voor het leven van de medemens vormen: “Felheid is wreed en toorn is overstelpend, maar wie zal voor het aangezicht van jaloezie bestaan?”45 Het levensbedreigende effect van jaloezie ervoer Izaäk van de Filistijnen die jaloers waren op zijn enorme rijkdom en hem daarom geen water gunden. Elke waterput die hij in hun buurt groef, werd een bron van twist. In plaats van een paar rake klappen uit te delen, trok Izaäk naar een andere plek om naar water te graven. Toen hij eindelijk een put had kunnen graven waarover geen ruzie ontstond, noemde hij deze Rechoboth, “ruimte”.46 ______________________ 44 Numeri 5:11-31 (AED-CV) 45 Spreuken 27:4 46 Genesis 26:14 25

Ook Jakob werd met jaloezie geconfronteerd: die van Rachel jegens Lea toen zij maar niet zwanger werd.47 Rachels zoon Jozef zou in de ware zin des woords het slachtoffer van jaloezie worden.48 Het was pure jaloezie die zijn broers aanzette tot serieuze plannen om hem te doden. Tenslotte verkochten zij Jozef als slaaf aan passerende Ismaëlieten voor twintig zilverstukken! Zijn broer Ruben had hem willen redden, maar was daarin niet geslaagd omdat God met Jozef andere plannen had: door Zijn leiding zou Jozef een der vóórbeelden van de Christus worden. 4.3 De jaloezie der Joden Gelovigen kunnen, evenals hun Heer, gemakkelijk het slachtoffer van jaloezie worden. Daarover konden Petrus en de overige apostelen meepraten toen zij de jaloezie kregen te verduren van de hogepriester en de Sadduceeën.49 De laatsten hechtten absoluut geen geloof aan de opstanding der doden en zagen evenmin uit naar de komst van het Messiaanse rijk, content als zij waren met het huidige bewind in Israël. Maar de apostelen bewezen door tekenen en wonderen hoezeer de Sadduceeën de plank hadden misgeslagen: Christus wàs waarlijk opgestaan en Zijn rijk kòn komen. Ook Paulus en Barnabas werden met de jaloezie van de Joden geconfronteerd toen zij op de tweede sabbat in de synagoge te ______________________ 47 Genesis 30:1 48 Genesis 37:11 en Handelingen 7:9 49 Handelingen 5:17 26

Antiochië in Pisidië om Gods Woord te spreken. Zij pareerden hen met de woorden: “Want zo heeft ons de Heer geboden: Ik heb U gesteld tot een licht der heidenen, opdat Gij tot redding zoudt zijn tot aan het uiterste der aarde”.50 Het was bij deze gelegenheid dat Paulus zich voor het eerst tot de heidenen richtte om hen de rechtvaardiging te prediken, waarover hij in zijn brief aan de Romeinen zoveel schrijft. Maar omdat Lucas in Handelingen alleen verslag doet van de afwijzing van het koninkrijk door Israël, volstaat hij ermee hier een kleine hint te geven voor de bedeling der genade die daarna zou aanbreken en waarin wij thans leven. In het vocabulaire van Paulus’ evangelie is “wedergeboren” een ongezond woord. Dat is het niet bij Petrus, zodat hij dan ook terecht aan zijn broeders in de verstrooiing kan schrijven dat een wedergeborene ongeveinsde broederliefde aan de dag behoort te leggen en zich niet in mag laten met welk kwaad of bedrog ook maar, noch met huichelarij en nijd, noch de ander op enigerlei wijze af mag kraken.51 In hetzelfde vlak ligt hetgeen Jacobus schrijft in zijn brief aan de twaalf stammen in de verstrooiing. Daarin richt hij zich tot degenen die bittere jaloezie en conflict in hun hart hebben en stelt dat deze aards, ziels en demonisch is: “want waar jaloezie en conflict is, daar is ______________________ 50 Handelingen 13:45-4 51 1 Petrus 2:1 27

onlust en elke slechte praktijk”. Dan vraagt Jacobus aan de Joden: “Verlangt de geest die in ons woont naar nijd?”52 Volgens A.E. Knoch wil hij daarmee van zijn volksgenoten zeggen dat zij van nature een jaloerse geest bezitten en dat God deze karaktertrek benut om hen uiteindelijk tot Zich te trekken. God wekt de jaloezie der Joden door in Zijn grenzeloze genade de heidenen te laten delen. Ik heb u er al eerder op opmerkzaam gemaakt dat ook Paulus doelbewust op de jaloezie der Joden inspeelt. 4.4 Heilloze jaloezie Belangrijk is de constatering die Paulus al in zijn eerste brief aan Timotheüs doet, dus in een vroeg stadium van zijn bijzondere bediening. Hij wijst Timotheüs erop dat nijd, de intense vorm van jaloezie, een der voort brengselen is van iemand die met een afwijkend onderricht komt. Een dergelijk onderricht is gemakkelijk te herkennen, omdat het geen invulling geeft van het patroon van gezonde woorden zoals door onze Here Jezus Christus aan Paulus meegegeven.53 Klaarblijkelijk kende Paulus ook predikers die op een agressieve manier, gepaard gaande met onder meer nijd en twist, de Christus verkondigden.54 Helaas zijn uit de geschiedenis en wellicht ook uit onze eigen ervaringen daarvan heel wat voorbeelden bekend. ______________________ 52 Jacobus 3:14, 16; 4:2, 5 (AED-CV) 53 1 Timotheüs 6:3-5 54 Filippenzen 1:15 28

Het enorme scala van christelijke groeperingen is grotendeels het gevolg van onverzoenlijke twist en verdeeldheid. De Hebreeuwse Schrift waarschuwt voor de heilloze jaloezie van mensen ten opzichte van bepaalde andere mensen: wees niet jaloers op degenen die onrecht plegen, noch op de hoogmoedigen bij het zien van de voorspoed der goddelozen, noch op een man van geweld en verkies geen van zijn wegen, noch op zondaren in het algemeen, noch op mannen van het kwaad, noch op de goddelozen.55 Vooral jaloezie die op hoogmoedige personen is gericht, kan fataal zijn - zeker in onze tijd, de dag des mensen. Ik denk in het bijzonder aan de hoogmoed om de Schrift slechts als verhalen, als woorden van mensen over God te beschouwen, als een willekeurig tot stand gekomen verzameling boeken. Wie het daarmee eens is, zal uiteindelijk ook de lichamelijke opstanding van onze Heer Jezus Christus loochenen.56 In zijn ogen zou Paulus dan inderdaad de kwalificatie van “valse getuige”57 verdienen en met hem álle apostelen en profeten. Het kleinste sprankje jaloezie jegens hen die de opstanding ontkennen zou al de bananenschil kunnen zijn onder de voet van een gelovige die zijn oren ernaar laat hangen. ______________________ 55 Psalm 37:1 en 73:3; Spreuken 3:31, 23:17, 24:1 en 24:19 56 1 Corinthiërs 15:12-20 57 1 Corinthiërs 15:15 29

4.5 Jaloezie als vleesproduct Jaloezie die bij de mens zijn lelijke kop opsteekt, behoort volledig tot het repertoire van het vlees, door Paulus in zijn brief aan de Galaten opgesomd: “echtbreuk, hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschappen, twist, jaloezie, gramschap, partijschappen, onenigheden, sekten, nijd, moord, roes, brasserijen en dergelijke”.58 Uit zijn tweede brief aan de Corinthiërs blijkt dat bij hen destijds wantoestanden heersten, met alle wrange vruchten van dien: twist, jaloezie, woedeaanvallen, conflicten, afkraken, influisteringen, opgeblazenheid, onlusten.59 Bij het gedrag van gelovigen - mensen die de werken der duisternis hebben afgelegd om de wapenen des lichts op te nemen - bij hen past een eerbare wandel, niet door het vlees geregeerd, dus ook zonder jaloezie en wat daarmee gepaard gaat.60 Mogen ongelovigen dan wèl jaloers zijn? Beslist niet, want aan de Romeinen schrijft Paulus dat nijd, net als in zijn brief aan de Galaten gevolgd door moord, behoort bij het gedrag van mensen die God negeren. Waarvoor, gezien de wijze waarop Hij Zich in Zijn schepping manifesteert, geen excuus bestaat, ook al zouden zij Hem niet uit Zijn Woord kennen.61 Merk op hoe vaak in de aangehaalde teksten de woorden twist en jaloezie, moord en nijd naast elkaar staan. Het beste medicijn tegen jaloezie is dankbaarheid. ______________________ 58 Galaten 5:19-21 (uit: “De brieven van Paulus”; ed. E-H Depot, 2014) 59 2 Corinthiërs 12:20 (AED-CV) 60 Romeinen 13:13 61 Romeinen 1:28-32 30

4.6 De liefde is niet jaloers ... Volgens Prediker is er in ieder geval één plaats die absoluut vrij van jaloezie is: het dodenrijk. Want de doden weten niets ... ook hun liefde, ook hun haat, ook hun jaloezie is reeds vergaan.62 Eigenlijk heeft de apostel Paulus dezelfde toestand op het oog als hij zegt: “Zo ook gij, rekent gij uzelf weliswaar dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Here”.63 En: “Met Christus ben ik gekruisigd - ik leef, doch niet meer ik, maar in mij leeft Christus”.64 De liefde is niet jaloers.65 Hoe zou jaloezie dan nog een rol kunnen spelen in ons gedrag als navolgers van God, wandelend in liefde zoals ook Christus ons liefheeft? Wij hebben als leden van de ekklêsia die het Lichaam van Christus is met elkaar zo nog een weg te gaan - maar hoe lang, hoe ver en hoe zwaar die zal zijn, dat weet de Heer alleen. Wij hebben echter de belofte dat op een zeker ogenblik, in een oogwenk, ons aardse lichaam veranderd zal worden in een hemels, onverderfelijk en onsterfelijk lichaam om Hem zo tegemoet te gaan in de lucht. ______________________ 62 Prediker 9:6 63 Romeinen 6:11 64 Galaten 2:20a 65 1 Corinthiërs 13:4 31

Laten wij zolang de woorden van Paulus indachtig zijn die aan de Corinthiërs schreef: “Weest blijde, laat u terecht brengen, laat u vermanen, weest eensgezind, houdt vrede, en de God der liefde en des vredes zal met u zijn!” 2 Corinthiërs 13:11 32

Alfred E. Dekker In samenwerking met: Stichting Evangelie Om Niet Het Evangelie spreekt van de ene God, Die OM NIET alle mensen redt, verzoent, levend maakt en rechtvaardigt! Gratis online boeken lezen, delen en downloaden (de publicaties zijn ook als fysieke uitgave verkrijgbaar) Evangelieomniet.nl 33

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
Home


You need flash player to view this online publication