waren echter blind voor de heerlijkheid die in de persoon van onze Here Jezus Christus vóór hen stond, een “heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid”.30 Het tweede deel van Psalm 69 wordt door de apostel Paulus geciteerd als hij aan de Romeinen schrijft: “want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd, maar, gelijk geschreven staat: De smaadwoorden van hen, die U smaden, kwamen op mij neder”.31 Door Johannes en de overige evangelisten weten wij welke smaad onze Heer ervoer toen de Joden hem niet als de Christus, de Messias, herkenden. 3.2 (On)heilige jaloezie Een berucht koning uit de Joodse geschiedenis is Achab. Onverbrekelijk met zijn naam verbonden zijn de namen van zijn vrouw, Izebel, zijn naaste, Naboth, en Elia, zijn geweten. Onder zijn regering liep het leven van de profeet Elia voortdurend gevaar. Geen mens was echter in staat om tussen Elia en Jahweh scheiding brengen, hoe vaak men hem ook naar het leven stond. Elia had door zijn woorden, tekenen en daden, alle door en voor Jahweh, onomstotelijk bewezen dat de afgoden niets en nietig waren. Desondanks bleven Achab en de Israëlieten hen hardnekkig vereren. Toen Izebel hem om zijn acties met de dood bedreigde, moest hij vluchten. Eenmaal in de Horeb aangekomen, stelt Jahweh hem de vraag: “Wat doet gij hier, ______________________ 30 Johannes 1:14 31 Romeinen 15:3 19
18 Online Touch Home