18

Elia?” Dan blijkt de bittere teleurstelling van de profeet, die bij de aanvang van zijn vlucht al verzucht had: “Genoeg nu! Here neem mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen”. Elia antwoordt Jahweh: “Ik was jaloers met jaloezie voor Jahweh, de God der heerscharen ...” en legt zijn inspanningen naast de zwarte werkelijkheid. De vraag en het antwoord worden herhaald als Jahweh Zich voor Elia bevindt, aan de ingang van de spelonk in de Horeb. Maar dan kondigt Jahweh hem de dood van Achab en de zijnen aan en geeft hem opdracht Jehu tot koning over Israël te zalven en Elisa tot profeet in zijn plaats.32 De jaloezie en de inspanningen van een mens voor Jahweh richten nu eenmaal niets uit als Hijzelf de tijd niet rijp acht om daaraan gevolgen te verbinden. “In jaloezie voor Jahweh” roeide Jehu inderdaad het geslacht van Achab uit samen met de dienaren van Baäl. Zo maakte Jahweh de woorden die Hij tot Elia had gesproken tot in detail waar. Helaas zou de tijd uitwijzen dat Jehu zelf ook geen heilig man was en “niet nauwgezet wandelde”. Toch beloont Jahweh hem met de belofte dat zijn zonen tot in het vierde geslacht op de troon van Israël zouden zitten. En zo is het ook geschied.33 Gods woord is nimmer krachteloos. Dat is in principe wèl het geval met de “jaloezie voor Jahweh”, hoe edel de bedoeling daarvan ook moge zijn, als zij niet met Gods bedoeling strookt. ______________________ 32 1 Koningen 19:1-18 33 2 Koningen 10, in het bijzonder de verzen 16 en 31. 20

19 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication