10

van Handelingen – wordt hun niet vergeven; de toorn van God blijft op het ongelovige deel van Israël gericht Matt.12:32. Het verzoek van onze Heer Jezus Christus werd verhoord. Want Petrus, aan wie de sleutels van het koninkrijk der hemelen gegeven waren Matt.16:19, mocht de deur om het koninkrijk van Israël binnen te gaan, openen. En dat op het feest van de eerstelingen, pinksterfeest Ex.34:22; Lev.23:15,16, dat op de 50e dag na het feest van de ongezuurde broden Ex.12:18 plaatsvond. Petrus zei: Hebt berouw en laat eenieder van jullie gedoopt worden in de naam van Jezus Christus tot vergeving van jullie zonden en jullie zullen het geschenk van de heilige geest ontvangen Han.2:38. En velen geloofden. Petrus verzekerde het volk na de genezing van de verlamde man in de tempel: En nu, broeders, weet ik dat jullie in onwetendheid dit bedreven hebben, evenals ook jullie oversten2 Han. 3:17. Ook Saulus, die met genoegen de dood van Stefanus zag, handelde in onwetendheid. Zo kon Stefanus, toen zij hem stenigden, naar het voorbeeld van de Heer nog uitroepen: Heer, laat deze zonde niet tegen hen staan Han.7:60. En Paulus getuigt: … ik, die eerder een lasteraar en vervolger en mishandelaar was, maar mij werd barmhartigheid bewezen, omdat ik het onwetend deed, in ongeloof 1Tim.1:13. Aan het eind van de Handelingentijd doet de apostel de deur voor Israël, dat in meerderheid het getuigenis van de heilige geest afwijst, 2 NCV: vorsten, Grieks: archontes 11

11 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication