12

dood Rom.6; 2Cor.5:14. Eén van de twee misdadigers bedacht zich. Toen de andere van de gehangen misdadigers lasterde: ‘Ben jij zeker niet de Christus? Red jezelf en ons!’ berispte de ander hem: ‘Vrees jij evenmin God, ziende dat jij in hetzelfde oordeel bent? En wij inderdaad rechtvaardig, want wij krijgen terug wat gepast is voor wat wij bedreven hebben, Deze echter heeft niets onbehoorlijks bedreven.’ Toen zei hij tegen Jezus: ‘Herinner mij Heer, wanneer U ook komt in Uw koninkrijk.’ Jezus antwoordde hem: ‘Amen, Ik zeg jou heden, met Mij zal jij in het paradijs zijn.’ Luc.23:39-43. Deze misdadiger had geloof én werken. Hij geloofde, dat Jezus de beloofde Koning van Israël is. Zijn werk bestond uit zijn mondelinge belijdenis. Zo kon hij volgens het evangelie van het koninkrijk, dat onze Heer en de twaalf apostelen aan het volk Israël verkondigden, gered worden. Op dat moment, precies op dat moment, in zo’n verschrikkelijk lijden, in deze meest vernederende en vreselijke toestand, werd hem het paradijs beloofd, de plek van vreugde en geluk. ‘Paradijs’ (Perzisch voor: park) is de populaire uitdrukking voor het koninkrijk van God. Jezus’ derde uitspraak Bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder, de zuster van Zijn moeder, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria van Magdala. Toen Jezus Zijn moeder zag en de discipel, die Hij liefhad, bij haar staande, zei Hij tegen Zijn moeder: ‘Vrouw, zie jouw zoon’. Daarna zei Hij tegen de discipel: ‘Zie jouw moeder’. En van dat uur af nam de 13

13 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication