38

27:63, maar heeft het verder over "ten derden dage" (tê tritê êmera), net als de overige evangelisten en ook de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 15:4. 22 Hoe is dat te verklaren? Wisten Marcus en Mattheüs niet precies op welk moment onze Heer was opgestaan? De oplossing is, zoals altijd, te vinden door de Schrift serieus te nemen en goed te lezen. Want wat is hier het geval? Mattheüs doet in 27:63 verslag van wat de overpriesters en Farizeeën tegen Pilatus zeiden. Hij geeft aan dat het alleen bij Pilatus was bij wie zij de termijn "na drie dagen" gebruikten. Deze Romein had nu eenmaal geen boodschap aan de Joodse telling van dagen en daarom gebruikten de Joden voor hem de Romeinse telling van dagen. Bij Marcus kunnen wij vaststellen dat hij in zijn verslag klaarblijkelijk refereert aan mensen die met de Romeinse telling van dagen vertrouwd waren. Schema 3 (zie volgende bladzijde) laat zien hoe een gebeurtenis die volgens de Romeinse kalender pas na drie dagen plaatsheeft, volgens de Joodse kalender nog op de derde dag valt. Bij Mattheüs en Marcus is dus geen sprake van discrepantie of onnauwkeurige verslaglegging, maar van het gebruik van een andere kalender. De Romeinse telling die Mattheüs 27:63 vermeldt, komen wij ook tegen in Marcus 8:31, 9:31 en 10:34. Graece van Nestle-Aland, 28e herziene editie, staat in Marcus “meta treis êmeras”. 22 Paulus was de eerste die het feit van Jezus' opstanding op schrift stelde. 41

39 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication