173

JOZEF – Profetische vergezichten 31 En wij zeggen tot hem: Wij zijn rechtschapen, wij zijn geen spionnen. 32 Wij waren twaalf broers, zonen van onze vader; één, hij is niet meer; en de jongste is vandaag bij onze vader, in het land van Kanaän. 33 En de man, de heer van het land, zegt tot ons: Hieraan zal ik weten, dat jullie rechtschapen zijn: laat één broer van jullie bij mij achter; en neemt koren voor de honger van jullie huizen en gaat heen! 34 En brengt jullie jongste broeder tot mij. Dan weet ik, dat jullie geen spionnen zijn, maar rechtschapen. Ik zal jullie broer aan jullie teruggeven, en jullie mogen als kooplieden in het land gaan. 35 En het is, toen zij hun zakken leegden, en zie, ieders geldbuidel lag in zijn zak. En toen zij en hun vader hun geldbuidels zagen, werden zij bevreesd. De twaalf De broers identificeren zich nog steeds als de twaalf (:32). En ook hier vinden we weer dat zij hun benauwdheid toedichten aan wat zij Jozef hebben aangedaan. De benauwdheid die in de toekomst over het huis van Jakob komt, heeft dan ook alles te maken met het verwerpen van de Messias, Degene Die zij doorstoken hebben. Zach.12:10 Zij zien ook dat het God is, Die de hand heeft in hun verdrukking (:28). Jozef bewijst genade Jozef als type van Christus, maakt zich geleidelijk aan de broers bekend. Het volk Israël zoekt gerechtvaardigd te worden uit werken. Rom.9:32 Zij hebben een ijver tot God en volgen ijverig wetten en rituelen, maar zonder overeenstemmend besef waar die wetten en rituelen écht van spreken. Rom.10:2

174 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication