211

JOZEF – Profetische vergezichten 33 En nu, laat alsjeblieft jouw dienaar in de plaats van de jongen als dienaar voor mijn heer achterblijven, en laat de jongen opgaan met zijn broers. 34 Want hoe zal ik naar mijn vader opgaan, wanneer de jongen niet bij mij is? Want ik kan het kwaad niet aanzien, dat mijn vader zou treffen Genesis 45 1 En Jozef kon zich niet langer beheersen voor allen die bij hem opgesteld stonden, en hij roept: Doet allen van mij weggaan! (…) Juda’s bekering In Genesis 37:32 lees je nog dat de broers een list verzinnen en Jozefs veelkleurig gewaad in het bloed van een dier dopen en zij zenden het gewaad naar Jakob. Ze wisten van Jakobs grote liefde voor Jozef, maar namen niet eens zelf de moeite om Jakob de boodschap te brengen dat Jozef dood zou zijn. Maar nu stelt Juda als woordvoerder, zijn vaders belang boven dat van henzelf. Hij doet er alles aan om Benjamin terug te brengen bij zijn vader, ook al kost hem dat zijn eigen leven. Ik heb hem niet gezien tot nu toe Er is nog iets bijzonders aan de woorden van Jakob, die geciteerd worden door Juda. Jakob zegt: “En ik heb hem niet gezien tot nu toe”. Natuurlijk kunnen we dit wegredeneren door te zeggen dat Jakob zag op de opstanding. Maar we lezen ook van Jakob, na het vertellen van Jozefs dromen: en zijn vader bewaarde het woord. Hoe bewust Jakob zich geweest is van zijn eigen woorden, weten we niet, maar hij zegt: “en ik zeg: Ja, hij is in stukken gescheurd, ja, in stukken gescheurd.”

212 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication