24

De verborgenheid Genesis 4:9: “En de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?” [SV1977] Letterlijk: “Ben ik de oppasser van mijn broer?” Genesis 4:10-11: “En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? daar is een stem van het bloed van uw broeder, dat tot Mij roept van de aardbodem. En nu zijt gij vervloekt van de aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan, om het bloed van uw broeder van uw hand te ontvangen.” [SV1977] Kaïn werd letterlijk weggestuurd, maar lees dit met het idee dat Kaïn een type is van dat Joodse volk. Zij werden verstrooid over de aarde, daar hebben we zelfs een woord voor: ‘diaspora’. Dat is sowieso een uitdrukking voor verstrooiing van volkeren, maar we kennen het met name met betrekking tot het Joodse volk. Genesis 4:12: “Als gij de aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende en dolende zijn op aarde.” [SV1977] Letterlijk: “Wanneer jij de grond dient, zal zij haar energie niet meer aan jou geven …”. Het Joodse volk zou “dolende en zwervende op de aarde zijn”, dat is een beschrijving van diaspora – verstrooiing. Genesis 4:13: “En Kaïn zeide tot de HEERE: Mijn misdaad is groter, dan dat zij vergeven worde.” [SV1977] 33

25 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication